This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Formules
Pak je Ipad, aantekeningenschrift en rekenmachine
Slide 1 - Slide
Planning vandaag
Uitleg 20 min
15 min zelf aan de slag
Uitleg 10 min
15 min zelf aan de slag
10 min samen oefenen
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je weet wat de woorden formule en variabele betekenen
Je kan de uitkomst van een formule bij een gegeven variabele berekenen
Slide 3 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Slide 4 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Slide 5 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Hoeveel geld na 6 weken?
Slide 6 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Slide 7 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Na hoeveel weken heeft hij €320,- gespaard?
timer
1:00
Slide 8 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld na 2 weken?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Na hoeveel weken heeft hij €320,- gespaard?
Slide 9 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
150
Slide 10 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
150+10⋅aantal
weken
Slide 11 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
Slide 12 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
Slide 13 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
gespaarde
geld=150+230
Slide 14 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
gespaarde
geld=150+230
gespaarde
geld=380
Slide 15 - Slide
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
A
285
B
800
C
880
D
1400
Slide 16 - Quiz
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
Slide 17 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
Slide 18 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
Slide 19 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
kilometers=800
Slide 20 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
kilometers=800
k=150+130⋅u
Slide 21 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
kilometers=800
k=150+130⋅u
k=150+130⋅5
Slide 22 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
kilometers=800
k=150+130⋅u
k=150+130⋅5
k=150+650
Slide 23 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
kilometers=800
k=150+130⋅u
k=150+130⋅5
k=150+650
k=800
Slide 24 - Slide
Aantekening formules
Variabele: Een letter waarvoor je een cijfer kan invullen
Expressie: Soort wiskundige zin met variabelen ,betekend
Formule: Expressie met =-teken,
6x+3
6⋅x+3
y=6x+3
Slide 25 - Slide
Zelfstandig werken
Werk aan de opgaven van 3.2 in Bettermarks
Overleg met je buurman/buurvrouw
Steek je vinger op als je vragen hebt
T/m opdracht 10 moet lukken, over 15 min verder uitleg
timer
12:00
Slide 26 - Slide
Ga terug naar LessonUp
Slide 27 - Slide
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten. aantal truien = t kosten = k Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
A
€62,50
B
€213,-
C
€217,50
D
€240,-
Slide 28 - Quiz
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
Slide 29 - Slide
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
k=35.50⋅6+4.5
Slide 30 - Slide
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
k=35.50⋅6+4.5
k=213+4.5
Slide 31 - Slide
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
k=35.50⋅6+4.5
k=213+4.5
k=217.5
Slide 32 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
Slide 33 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
Slide 34 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
a=30+9
Slide 35 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
a=30+9
a=39
Slide 36 - Slide
Bereken r als t = 9
r=2t+12
A
30
B
41
C
110
D
126
Slide 37 - Quiz
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
Slide 38 - Slide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
Slide 39 - Slide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
r=18+12
Slide 40 - Slide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
r=18+12
r=30
Slide 41 - Slide
Bereken y als x = -3
y=8x+7
A
-31
B
-17
C
12
D
32
Slide 42 - Quiz
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=−3
Slide 43 - Slide
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=−3
y=8⋅−3+7
Slide 44 - Slide
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=−3
y=8⋅−3+7
y=−24+7
Slide 45 - Slide
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=−3
y=8⋅−3+7
y=−24+7
y=−17
Slide 46 - Slide
Formule maken
In een bad zit 60 liter. Uit het bad stroomt 12 liter per minuut.
Geef de formule voor het aantal liters L in het bad na het aantal minuten t.
timer
2:00
Slide 47 - Slide
Formule maken
In een bad zit 60 liter. Uit het bad stroomt 12 liter per minuut.
Geef de formule voor het aantal liters L in het bad na het aantal minuten t.
L=60−12t
Slide 48 - Slide
Zelfstandig werken
Werk aan de opgaven van 3.2 in Bettermarks
Overleg met je buurman/buurvrouw
Steek je vinger op als je vragen hebt of klaar bent