1.4 Alles wordt duurder

Hoofdstuk 1 Hoe groot is jouw welvaart?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 Hoe groot is jouw welvaart?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Wat gaan we doen?
  • Vragen par. 1.3
  • Herhaling leerdoelen 1.3
  • Uitleg par. 1.4
  • Zelfstandig aan het werk.
  • Leerdoelen controleren
  • Toets is verplaatst.

Slide 2 - Slide

Vragen 1.3
  • We kunnen niet alle vragen behandelen.
  • Hievoor hebben we 10 min.
  • Welke vraag willen jullie graag behandeld hebben.
  • Steek je vinger op.
  • ......

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 1.3
Na deze les weet je ...
  • wat voor inkomsten en uitgaven kun je hebben.
  • waarom budgetteren nodig is en hoe doe jij dat
  • hoe je berekeningen maakt die je nodig hebt bij budgetteren?

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 1.4
Na deze les weet je ...
  • wat koopkracht is & waardoor kan je het veranderen?
  • wat inflatie is & wat zijn de gevolgen ervan?
  • hoe kun je met indexcijfers rekenen?

Slide 5 - Slide

Koopkracht
  • De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 6 - Slide

Koopkracht toe- of afname
  • Stijging of daling in procenten weergeven hoe doe je dat?
  • Formule:  
  • nieuw  -  oud : oud x 100%
  • Nu verdien je 84 euro en vorig jaar 74 euro per week.
  • Met hoeveel procent is je inkomen gestegen?
  • 84 - 74 : 74 x 100% = 13,5%
  • Dit mag natuurlijk ook met een verhoudingstabel

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

Inflatie

Slide 9 - Slide

Inflatie/Deflatie
  • Inflatie
  • Een algemene stijging van de prijzen (van goederen en diensten).
  • Deflatie
  • Een algemene daling van de prijzen (van goederen en diensten). 

Slide 10 - Slide

Oorzaken inflatie
  • loonstijging
  • hogere grondstofprijzen
  • Meer vraag van consumenten naar bepaalde goederen/diensten of minder aanbod ervan. 
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid. Bijv. BTW

Slide 11 - Slide

Prijscompensatie
  • Als er inflatie plaatsvindt moet je inkomen (nominaal) net zoveel stijgen anders kun je minder kopen (-->koopkracht verlies).
  • Nominale inkomensverandering (%) - Inflatie (%) = Reële inkomensverandering

  • Postief antwoord = Koopkracht toename (meer dan prijscompensatie)
  • Antwoord 0 = Koopkracht behouden (precies Prijscompensatie)
  • Negatief antwoord = Koopkracht afname (minder dan prijscompensatie)

Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video

Deflatie

Slide 14 - Slide

CBS
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • Deflatie
Inflatie:
een algemene stijging van de prijzen
Deflatie:
een algemene daling van de prijzen

Slide 15 - Slide

0

Slide 16 - Video

Indexcijfer
  • Een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip.
  • Dit afgesproken tijdstip noem het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.

Slide 17 - Slide

Indexcijfer bereken

  • Het jaar waar je vanuit gaat is het BASISJAAR (100)
  • Nieuwe indexcijfer = nieuw getal : getal in basisjaar x 100


Slide 18 - Slide

Indexcijfer bereken
VOORBEELD:
  • De prijs van een t-shirt was in 2010 € 12,50 (basisjaar) en in 2015 € 14,75. 
  • Bereken het indexcijfer van 2015.
  • € 14,75 : € 12,50 x 100 = 118 (indexcijfer)

Slide 19 - Slide

Zelf aan de slag
Ga verder met het maken van de opdrachten, waar je bent gebleven.
Ook kun je je gemaakte vragen nakijken.
Heel veel suc6!!!

Slide 20 - Slide

Wat gaan we doen 
  • Vragen 1.4
  • We kunnen niet alle vragen behandelen.
  • Hievoor hebben we 10 min.
  • Welke vraag willen jullie graag behandeld hebben.
  • Steek je vinger op.
  • ......

Slide 21 - Slide