Bij de evenaar is het erg warm -> het zeewater warmt op -> dit water stroomt richting de Noordpool -> de warme zeestroom geeft onderweg veel warmte af -> de atmosfeer wordt zo verwarmd, maar het water koelt af -> door de zon wordt ook veel water verdampt, maar het zout blijft achter -> de dichtheid van het water neemt dan toe, omdat het meer zout bevat t.o.v. water -> omdat het water een hogere dichtheid heeft zakt het naar beneden -> via de bodem van de oceaan stroomt het terug -> ontstaan van een circulatie.