§2.2 Fascisme en communisme deel 2

Het interbellum
2.2 - Fascisme en Communisme 



1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Het interbellum
2.2 - Fascisme en Communisme 



Slide 1 - Slide

Leerdoel
In deze paragraaf leer je:
- hoe de Sovjeteconomie werd ontwikkeld
- hoe de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur werd
- ken je de kenmerken van een totalitaire dictatuur

Kenmerkend aspect: 
het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

De Sovjet-Unie

Slide 5 - Slide


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1928-1953)
Onder Stalin werd de communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. 


Slide 6 - Slide

  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij, de communistische partij

  • Communisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

Er was sprake van persoonsverheerlijking 
(Stalin)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De Sovjeteconomie
Industrialisatiepolitiek van Stalin:
  • De industrialisatie gaat niet snel genoeg en daarom stelt Stalin een planeconomie in (vijfjarenplannen). 
  • Het doel was om van de SU een sterke industriële mogendheid te maken.
  • De industrialisatie werd mogelijk gemaakt door de collectivisatie van de landbouw (boeren moeten zich aansluiten bij collectieve bedrijven -> kolchozen).
  • Veel boeren waren hier tegen (opstanden)




Slide 10 - Slide






  • Veel boeren kwamen in opstand tegen de collectivisatie
  • Stalin greep hard in. Hij gaf de schuld aan de rijke boeren ('koelakken')
  • De dictator gaf bevel koelakken te liquideren
  • Communisten konden nu genadeloos jacht maken op zelfstandige boeren
  • Miljoenen boeren werden vermoord of gedeporteerd tijdens deze klopjacht
  • Holodomor in Oekraïne

Slide 11 - Slide

Dictatuur in de Sovjet-Unie
  • De Sovjet-Unie wordt een totalitaire dictatuur 
  • Zelfs partijleden werden opgepakt en vermoord/gedeporteerd (de Grote terreur)
  • Stalinisme: communisme met extreme onderdrukking en persoonsverheerlijking door staatspropaganda 
  • Geloof in 'vadertje Stalin', die zorgde voor het welzijn. 

Slide 12 - Slide

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 13 - Slide



Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.
  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 14 - Slide





Goelag






  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'heropvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.
  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video




  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide