voltooid deelwoord (zwak en sterk)

het voltooid deelwoord 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

het voltooid deelwoord 

Slide 1 - Slide

In wat voor een zin gebruik je het voltooid deelwoord?

Slide 2 - Open question

Hoe maak je van een zwak werkwoord het voltooid deelwoord?

Slide 3 - Open question

Voor welke werkwoorden gebruik je de vorm stam+t?

Slide 4 - Open question

Voor welke werkwoorden gebruik je de vorm ge+stam+et?

Slide 5 - Open question

Het voltooid deelwoord van het werkwoord kaufen is
A
gekauft
B
gekaufd
C
kauft
D
kaufen

Slide 6 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord wohnen is
A
wohnen
B
gewohnd
C
gewohnt
D
wohnt

Slide 7 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 8 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 9 - Quiz

Wie lange hast du in Berlin ..............?
A
gewesen
B
gewohnt
C
gelacht
D
restaurierd

Slide 10 - Quiz

Ich habe lange ...
A
gewart
B
gewartet
C
gewarten

Slide 11 - Quiz

Er hat viel ...
A
geret
B
geredet
C
gereden

Slide 12 - Quiz

Het voltooid deelwoord van schwimmen is:
A
geschowen
B
geschwommen
C
geschwimt
D
geschwomt

Slide 13 - Quiz

Het voltooid deelwoord van haben is
A
gehabt
B
gehaben
C
gehast
D
gehabd

Slide 14 - Quiz

Het voltooid deelwoord van studieren is:
A
gestudiert
B
gestudieren
C
studiert
D
studier

Slide 15 - Quiz

Het voltooid deelwoord van essen is
A
geessen
B
gegest
C
gegessen

Slide 16 - Quiz

ich bin ...
A
gefahrt
B
gefähren
C
gefahren

Slide 17 - Quiz

vertaal: ich habe (gezwommen) schwimmen

Slide 18 - Open question

Wir haben gestudeerd
-studieren

Slide 19 - Open question

Er ist (gebleven)
-bleiben

Slide 20 - Open question

Es hat (geholpen).
-helfen

Slide 21 - Open question