les 4 - pouvoir en vouloir

En ligne
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

En ligne

Slide 1 - Slide

  • écouter
  • les devoirs - apprendre 1 et 2
  • grammaire - vouloir/vouloir
  • parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met luisteren
  • kan ik de werkwoorden pouvoir en vouloir toepassen
  • heb ik geoefend met spreken

Slide 2 - Slide

9

Slide 3 - Video

00:05
Wat betekent:
Je suis accro au téléphone?
A
Ik ben verslaafd aan mijn telefoon
B
ik ben niet verslaafd aan mijn telefoon

Slide 4 - Quiz

00:05
Elle a quel âge?
A
seize ans
B
vingt ans
C
vingt-cinq ans

Slide 5 - Quiz

00:05
Elle s'appelle comment?
A
Tanja
B
Tatjana

Slide 6 - Quiz

00:59
Hoe lang zit ze per dag op de telefoon?
A
une heure
B
trois heures
C
quatre heures
D
cinq heures

Slide 7 - Quiz

01:22
Waarom zit ze zoveel op haar telefoon?
A
ze wil niks missen
B
ze verveelt zich

Slide 8 - Quiz

01:41
Wanneer zegt Tatjana stress te krijgen?
A
als haar schermtijd op is
B
Als haar batterij nog 20% is
C
als haar telefoon wordt afgepakt

Slide 9 - Quiz

02:07
Welke uitspraak doet Tatjana?
A
Als ik op m'n telefoon zit vergeet ik alles
B
Ik kan twee dingen tegelijkertijd

Slide 10 - Quiz

02:43
Hoeveel uur per dag zitten jullie op je telefoon?
0-2 uur
2-4 uur
4-6 uur
6-8 uur
meer?

Slide 11 - Poll

Oefentoets
Doe je boek dicht
Schrijf de juiste vertalingen op

Slide 12 - Slide

02:25
Wat betekent: chaque époque a ses avantages
A
elke smartphone heeft zijn voordelen
B
elk voordeel heeft zijn nadeel
C
elk tijdperk heeft zijn voordelen

Slide 13 - Quiz

Oefentoets

de computer
de mobiel
het bericht
spelletjes doen
de link
de sociale media



leven
helaas
de postzegel
laatste/nieuwste
het geheugen
vol

Slide 14 - Slide

Oefentoets

l'ordinateur
le portable
le message
jouer à des jeux
le lien
les réseaux sociaux



vivre
malheureusement
le timbre
dernier, dernière
la mémoire
plein

Slide 15 - Slide

Les verbes
pouvoir & vouloir
page 51


Bekijk de werkwoorden zelfstandig, lijken ze op elkaar, hoe ga je ze onthouden?

Slide 16 - Slide

 pouvoir

kunnen
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                       peux
                  pouvez
                        peut
                       peux
                 peuvent
                pouvons

Slide 17 - Drag question

je (pouvoir)
A
peut
B
peux
C
peuvent
D
pouvez

Slide 18 - Quiz

elles ___ (pouvoir)
A
peux
B
peut
C
pouvez
D
peuvent

Slide 19 - Quiz

nous ___ (pouvoir)
A
voulons
B
voulez
C
pouvons
D
pouvez

Slide 20 - Quiz

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
nous ______________ (présent)

Slide 21 - Open question

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
Ta copine ______________ (présent)

Slide 22 - Open question

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
Vous __________

Slide 23 - Open question

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
Mes frères __________

Slide 24 - Open question

Je veux
Tu veux
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils veulent
Ik wil
Jij wilt
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 25 - Drag question

Ik wil
A
je veux
B
tu veux
C
je peux
D
tu peux

Slide 26 - Quiz

Wij willen
A
vous voulez
B
nous voulons
C
on veut
D
ils veulent

Slide 27 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Elle ...
A
veux
B
veut
C
veulent
D
voulont

Slide 28 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Vous ...
A
voulons
B
veulent
C
voulez
D
veux

Slide 29 - Quiz

Les devoirs
apprendre 1 et 2 - deeltoets
Afmaken 8b, 8c, 8d blz 52

Slide 30 - Slide

Parler

Slide 31 - Slide