1. maandag 12 december 2022: start thema KENNISMAKEN

Goedemorgen allemaal!
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Goedemorgen allemaal!

Slide 1 - Slide

We gaan DISK doen!

Slide 2 - Slide

Film kijken
- Hoe heten de man en de vrouw?

- Wat is het beroep van de vrouw uit het filmpje?

Beroep = het werk dat je doet

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Kennismaken
  • Hoe heet je?
  • Waar kom je vandaan?
  • Waar woon je nu?
  • Hoe oud ben je?
  • Wat zijn je hobby's?

Slide 5 - Slide

Woordenschat

Slide 6 - Slide

de achternaam
  • de naam van je familie
  • voornaam <--> achternaam
  • de achternaam - de achternamen
  • zin: Hij heet Henk Bosch. Henk is zijn voornaam en Bosch is zijn achternaam

Slide 7 - Slide

altijd
  • iedere keer
  • altijd <---> nooit
  • zin: Als hij op bezoek komt, neemt hij altijd taart mee! 

Slide 8 - Slide

het antwoord
  • iets wat je zegt als je een vraag krijgt
  • het antwoord - de antwoorden
  • zin: De docent geeft antwoord op de vraag van de leerling. 

Slide 9 - Slide

belangrijk
  • het is belangrijk om iedere dag op school te komen
  • het is belangrijk om Nederlands te leren
  • zin: De minister-president is de belangrijkste man van Nederland. 

Slide 10 - Slide

bijna
  • niet helemaal
  • zin: Mijn oma is bijna tachtig jaar. Volgende week is ze jarig. 

Slide 11 - Slide

bijvoorbeeld
  • je noemt niet alles, maar een of twee
  • zin: Er zijn verschillende soorten fruit. Bijvoorbeeld een appel of een banaan. 

Slide 12 - Slide

de broer
  • een jongen of een man met dezelfde ouders als jij
  • de broer -  de broers
  • zin: Mijn ouders hebben drie kinderen. Mijn broer, mijn zus en ik. 

Slide 13 - Slide

de club
  • groep mensen die samen iets doen, bijvoorbeeld een voetbalclub
  • de club -  de clubs
  • zin: Als je lid bent van een club, is dat goed voor je Nederlands. 

Slide 14 - Slide

de dag
  • tijd dat het buiten licht is
  • de dag <---> de nacht
  • de dag -  de dagen
  • zin: Een week heeft zeven dagen. Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag

Slide 15 - Slide

Woordenlijst:
Vertaal de woorden en maak een voorbeeldzin tot en met "de leerling"

Slide 16 - Slide

Wat is huiswerk?

Waar schrijf je je huiswerk op?

Slide 17 - Slide

Huiswerk voor maandag


- Woordenlijst: vertaal de woorden en maak een voorbeeldzin tot en met "de leerling"

- DISK: opdracht 1 tot en met 7

Slide 18 - Slide

Pauze tot 11.05 u

Slide 19 - Slide

30 seconds
  • elkaar
  • 3
  • nieuw
  • 6
  • gebouw
  • 6
  • school
  • 1
  • naast
  • 4
  • vandaan
timer
0:30

Slide 20 - Slide

Taak 2 Disk voorbeeld

Slide 21 - Slide

Taak 2 Disk

Slide 22 - Slide

Pauze tot 12.40 u

Slide 23 - Slide

Zinnen maken

Slide 24 - Slide

Doel van deze les:
- Een korte zin schrijven
- De persoon en het werkwoord op de goede plaats.

Slide 25 - Slide

1 Wie - 2 doetwat

Ik bel de docent.
Ik ga niet naar school.
Wij werken thuis
Wij hebben een afspraak bij de GGD.

Slide 26 - Slide

je belt de docent
je stuurt een bericht

Slide 27 - Slide

Bij de volgende dia's:
kies de persoon
1

Slide 28 - Slide

De leerlingen hebben geen school.
A
hebben
B
geen
C
De leerlingen
D
school

Slide 29 - Quiz

Mijn vader houdt van voetbal.
A
Mijn vader
B
van
C
houdt
D
voetbal

Slide 30 - Quiz

Mijn zus kan goed zingen.
A
goed
B
Mijn zus
C
kan
D
zingen

Slide 31 - Quiz

Mijn vriendin is heel aardig.
A
heel
B
aardig
C
is
D
Mijn vriendin

Slide 32 - Quiz

De kinderen lopen naar de bioscoop.
A
naar
B
de bioscoop
C
lopen
D
De kinderen

Slide 33 - Quiz

Bij de volgende dia's:
kies het werkwoord
2

Slide 34 - Slide

Wij schrijven de woorden.
A
Wij
B
woorden
C
schrijven
D
de

Slide 35 - Quiz

Wij lezen een boek.
A
een
B
wij
C
boek
D
lezen

Slide 36 - Quiz

Wij vragen de docent om hulp.
A
vragen
B
wij
C
de docent
D
om hulp

Slide 37 - Quiz

Ik kook vandaag spaghetti.
A
vandaag
B
kook
C
spaghetti
D
ik

Slide 38 - Quiz

Wij tekenen een boom
A
boom
B
tekenen
C
een
D
wij

Slide 39 - Quiz

Zet de woorden in de goede volgorde

Slide 40 - Slide

loopt - op de stoep - hij

Slide 41 - Open question

met het potlood - hij - schrijft

Slide 42 - Open question

mooi - zingen - de kinderen

Slide 43 - Open question

belt - de leerling - met zijn telefoon

Slide 44 - Open question

wij - fietsen - naar huis

Slide 45 - Open question

1 Wie - 2 doetwat

Ik bel de docent.
Ik ga niet naar school.
Wij werken thuis
Wij hebben een afspraak bij de GGD.

Slide 46 - Slide

je belt de docent
je stuurt een bericht

Slide 47 - Slide

Maak een goede zin.
Bedenk zelf

Slide 48 - Open question

Maak een goede zin.
Bedenk zelf

Slide 49 - Open question

Maak een goede zin.
Bedenk zelf

Slide 50 - Open question

de les was
A
makkelijk
B
soms makkelijk, soms moeilijk
C
moeilijk

Slide 51 - Quiz

Disk

Werkboek

Slide 52 - Slide