oefenen met spellen paragraaf 1 t/m 3

Wat moet je eerst weten van het werkwoord voordat je het correct kunt spellen?
A
Is het een persoonsvorm?
B
Is het tegenwoordige tijd of verleden tijd?
C
Is er sprake van enkelvoud of meervoud?
D
Is het een gezegde?
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat moet je eerst weten van het werkwoord voordat je het correct kunt spellen?
A
Is het een persoonsvorm?
B
Is het tegenwoordige tijd of verleden tijd?
C
Is er sprake van enkelvoud of meervoud?
D
Is het een gezegde?

Slide 1 - Quiz

Waar staan de persoonsvormen juist gespeld?
A
Als je hier omkeerd, vind je ons huis om de hoek,.
B
Als je hier omkeerd, vindt je ons huis om de hoek.
C
Als je hier omkeert, vind je ons huis om de hoek.
D
Als je hier omkeert, vindt je ons huis om de hoek.

Slide 2 - Quiz

Waar staan de persoonsvormen juist gespeld?
A
Vind je zus het vervelend dat hij dat vermeld?
B
Vind je zus het vervelend dat hij dat vermeldt?
C
Vindt je zus het vervelend dat hij dat vermeldt?
D
Vindt je zus het vervelend dat hij dat vermeld?

Slide 3 - Quiz

Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
De goed uitgeruste reddingsploeg zocht in de ingestortte huizen.
B
De goed uitgeruste reddingsploeg zocht in de ingestorte huizen.
C
De goed uitgerustte reddingsploeg zocht in de ingestortte huizen.
D
De goed uitgerustte reddingsploeg zocht in de ingestorte huizen.

Slide 4 - Quiz

Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
De straten werden geveegd en geschrobd.
B
De straten werden geveegt en geschrobt.
C
De straten werden geveegt en geschrobd.
D
De straten werden geveegd en geschrobt.

Slide 5 - Quiz

Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Mopperent pakte hij zijn bezittingen uit de verwoestte boerderij.
B
Mopperent pakte hij zijn bezittingen uit de verwoeste boerderij.
C
Mopperend pakte hij zijn bezittingen uit de verwoeste boerderij.
D
Mopperend pakte hij zijn bezittingen uit de verwoestte boerderij.

Slide 6 - Quiz

Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Biedt die meneer je excuses eens aan.
B
Bied die meneer je excuses eens aan.

Slide 7 - Quiz

Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
De ingelote studenten konden met hun studie startten.
B
De ingelote studenten konden met hun studie starten.
C
De ingelootte studenten konden met hun studie startten.
D
De ingelootte studenten konden met hun studie starten.

Slide 8 - Quiz

Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Zij verspreidden gisteren het verspreide nieuws.
B
Zij verspreiden gisteren het verspreide nieuws.
C
Zij verspreidden gisteren het verspreidde nieuws.
D
Zij verspreiden gisteren het verspreidde nieuws.

Slide 9 - Quiz

Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Hij breakdancet de hele dag en zij gamt de hele dag.
B
Hij breakdanct de hele dag en zij gamt de hele dag.
C
Hij breakdanct de hele dag en zijn gamet de hele dag.
D
Hij breakdancet de hele dag en zij gamet de hele dag.

Slide 10 - Quiz