Hoe een signaal van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel wordt doorgegeven (bij een synaps C).
C
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
kijk eens goed naar de concentraties Na+ en K+
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen
1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
1. rustfase - rustpotentiaal, waarbij het ladingsverschil tussen de binnenkant en buitenkant van de cel -70mV is.
2. depolarisatiefase - door prikkels worden ionen door het membraan gelaten waarbij het potentiaal verschil tussen binnen en buiten oploopt tot +30mV
3. repolarisatie - door nog meer verplaatsing van ionen verandert het potentiaal verschil tussen binnen en buitenkant weer terug naar -70mV
4. hyperpolarisatie - de ion verdeling schiet zelfs even onder de -70mV
5. herstelfase - de ionen gaan weer naar hun oorspronkelijke positie. tijdens deze periode kan er geen impulsgeleiding plaatsvinden (duurt 1 msec.)
Impulsgeleiding door middel van een actiepotentiaal die opgedeeld kan worden in 5 fasen
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen
1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
De prikkel die bij de dendrieten binnenkomt moet sterk genoeg zijn om een potentiaal verschil van -50mV te bewerkstelligen. Dit is de drempelwaarde. Lukt dit niet, dan wordt de impuls niet doorgegeven naar het axon. Lukt dit wel dan ontstaat er een actiepotentiaal. (het alles-of-nietsprincipe).
Tijdens de actiepotentiaal ontstaat er altijd eenzelfde impulssterkte (+20mV) .
Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
Zorgt elke prikkel tot impulsgeleiding?
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
zwakke prikkel - lage impulsfrequentie
Sterke prikkel - hoge impulsfrequentie
impulsfrequentie - het aantal impulsen per tijdseenheid.
Slide 18 - Slide
bestudeer de animatie op de volgende slide
Impulsoverdracht
neuron 1
neuron 2
Wanneer de actiepotentiaal van neuron 1 aankomt bij de synaps zal een stof (neurotransmitter) vrijkomen in de synaptische spleet. Deze neurotransmitter kan binden aan receptoren van neuron 2 en zo een actiepotentiaal in neuron 2 starten (impusoverdracht van neuron 1 naar neuron 2).
Slide 19 - Slide
Impulsoverdracht
Hoe een signaal van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel wordt doorgegeven (bij een synaps C).
C
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht
Zelfstandig werken: opdracht 52 tm 59, 60en 61 hoeven niet
Compact:53, 54,55, 58, 59
Klaar? maak opdr 62 en 63 van de context op blz 50
Klaar? kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Slide
Je balt je rechtervuist. Verandert hierdoor de impulssterkte in zenuwcellen in je rechterarm? Licht je antwoord toe.
Slide 25 - Open question
Je balt je rechtervuist. Verandert hierdoor de impulsfrequentie van de zenuwcellen in je rechter arm? Zo ja, neemt deze dan toe of af.
Slide 26 - Open question
Je steekt in het donker een kaars aan. Wordt hierdoor de impulsfrequentie in de gevoelszenuwcellen van je oogzenuw verhoogd of verlaagd? Licht je antwoord toe.
Slide 27 - Open question
Neurotransmittermoleculen afkomstig van het axon zijn vrijgelaten in de synaptische spleet. Wanneer kan de doelwitcel een impuls doorgeven
A
Altijd
B
Wanneer alle neurotransmitter-moleculen aan receptoren binden
C
Wanneer de prikkel sterk genoeg is dat de drempelwaarde in de doelwitcel wordt overschreden
D
Nooit
Slide 28 - Quiz
Je balt je rechtervuist. Verandert hierdoor de impulssterkte in zenuwcellen in je rechterarm? Licht je antwoord toe.
Slide 29 - Open question
Je balt je rechtervuist. Verandert hierdoor de impulsfrequentie an de zenuwcellen in je rechter arm? Zo ja, neemt deze dan toe of af.
Slide 30 - Open question
Je steekt in het donker een kaars aan. Wordt hierdoor de impulsfrequentie in de gevoelszenuwcellen van je oogzenuw verhoogd of verlaagd? Licht je antwoord toe.
Slide 31 - Open question
Neurotransmittermoleculen afkomstig van het axon zijn vrijgelaten in de synaptische spleet. Wanneer kan de doelwitcel een impuls doorgeven
A
Altijd
B
Wanneer alle neurotransmitter-moleculen aan receptoren binden
C
Wanneer de prikkel sterk genoeg is dat de drempelwaarde in de doelwitcel wordt overschreden