les 7 ALA kennismaken met de client en het ondersteuningsplan

les 7  ondersteuningsplan
Boek Methodisch begeleiden, thema 2 Gegevens verzamelen.

1 / 22
next
Slide 1: Slide
ZorgMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

les 7  ondersteuningsplan
Boek Methodisch begeleiden, thema 2 Gegevens verzamelen.

Slide 1 - Slide

Administratieve gegevens

clienttypering

Participatie
mentaal welbevinden
burgerservicenummer 
korte levensloop
hobby's
Toekomstbeeld

Slide 2 - Drag question

Wat is een informatiebron
Een dossier, persoon of organisatie waarvan je informatie krijgt.
Zoals gegevens uit het overdrachtsdossier en informatie van de persoonlijk begeleider van de cliënt. Of van de woonbegeleiding waar de cliënt eerder verbleef. Of de mantelzorger of de buurvrouw die de cliënt al jaren kennen. Je verzamelt informatie uit meerdere bronnen om een totaalbeeld van de cliënt te krijgen.

Slide 3 - Slide

Objectief en subjectief
Objectief zijn feiten
Subjectief zijn meningen

Belangrijk om dit onderscheid te weten als je informatie aan het verzamelen bent om een duidelijk beeld van de client te krijgen

Slide 4 - Slide

Ik denk dat deze vrouw verdrietig is.
Dat is een objectieve observatie!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

De moeder van Kees verteld dat Kees voor het slapen gaan altijd eerst een douche neemt.

Dit is een objectief gegeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

De begeleider van de woning waar Maja hiervoor woonde gaf aan dat Maja als hobby breien heeft.

Dit is een subjectief gegeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Subjectieve gegevens zijn feiten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Jay's moeder zegt dat deze drie knuffels bij Jay in bed moeten liggen, zodat hij rustig gaat slapen
A
objectieve gegevens
B
subjectieve gegevens

Slide 9 - Quiz

Herman een deelnemer binnen de GGZ zegt dat mede-deelnemer Jill een aardige meid is
A
Dit is een feit
B
Dit is een mening

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Methodisch gegevens verzamelen
Drie stappen:
  1. Wie is de client
  2. Raadpleeg primaire gegevensbronnen
  3. Raadpleeg secundaire gegevensbronnen


Slide 12 - Slide

Stap 1: ga na wie de cliënt is
  • Leef je in en verdiep je in de mogelijkheden van de cliënt.
  • Heb ik hier te maken met een nieuwe of bestaande cliënt?
  • Kan de cliënt zelf vragen beantwoorden? Heb ik naastbetrokkenen nodig, omdat de cliënt jong/oud is of niet in staat om vragen te beantwoorden?
  • Zijn er andere disciplines eerder betrokken geweest?
  • Is er sprake van een veranderende hulpvraag?

Slide 13 - Slide

Stap 2: raadpleeg primaire gegevensbron: de client
  • Ga in gesprek met de cliënt.
  • Observeer de cliënt.
  • Gebruik een creatieve manier om in contact te komen met de cliënt, zoals tekenen of het schrijven van gedichten.
  • Kun je hier objectieve gegevens inventariseren?
  • Kun je hier subjectieve gegevens inventariseren?

Slide 14 - Slide

Stap 3: raadpleeg secundaire gegevensbron: de naastbetrokkenen en de andere professionals
  • Voer gesprekken met naastbetrokkenen.
  • Onderzoek dossiers.
  • Raadpleeg andere disciplines.
  • Kun je hier objectieve gegevens inventariseren?
  • Kun je hier subjectieve gegevens inventariseren?

Slide 15 - Slide

Wat is geen primaire gegevensbron?
A
Observatie van de client tijdens de ADL
B
Met de client bespreken wat de hobby's zijn
C
Met de familie bespreken welke hobby's de client heeft
D
Gesprek met de oude begeleider van de client

Slide 16 - Quiz

Rubriceren & urgentiematrix
Om te bepalen of iets belangrijk is of niet, plaats je de gegevens in de urgentiematrix.  Urgent = dringend
Dit doe je door na te gaan of het gegeven urgent is of niet. En of het belangrijk is of niet.


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Belangrijk & urgent = rood, belangrijk & niet urgent = blauw
Niet belangrijk & urgent = groen Niet belangrijk & niet urgent = oranje
Maaike gaat in gesprek met Simon en die vertelt het volgende: ‘Ik ben altijd alleen geweest en ik voel me ook alleen. Ik hou wel van katten. Toen ik nog thuis woonde, had ik een kat. Mijn kat heet Floris, die is nu bij mama. Mijn kat trok altijd aan mijn schoenveters. Andere dieren vind ik ook leuk, hoor. Kunnen we naar de dierentuin? Dat vind ik leuk. Of naar het bos? Als er maar dieren zijn.’ De collega van Maaike roept: ‘Telefoon voor je Maaike, kom je even?’

Slide 19 - Slide

Casus
Belangrijk & urgent: Simon geeft aan dat hij zich alleen voelt
Belangrijk & niet urgent: Heeft thuis een kat die nu bij zijn moeder is. Simon geeft aan dat hij graag naar een dierentuin of bos wil om dieren te kunnen bekijken.
Niet belangrijk & urgent: De telefoon gaat, collega van Maaike vraagt: ‘Kom je even?’
Niet belangrijk & niet urgent: Mijn kat trok altijd aan mijn schoenveters. 

Slide 20 - Slide

Opdrachten les 7 in teams bij de ALA Ondersteuningsplan bij bestanden in map: les 7.
Ga naar teams en maak in een word document de opdrachten die daar staan en lever deze via opdrachten in Teams in.

Slide 21 - Slide

Succes

Slide 22 - Slide