Herhaling Sociale zekerheid en verzorgingsstaat

Herhaling Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat 

Verschillende soorten vragen die gaan over de begrippen en oorzaken/gevolgen van dit hoofdstuk 
1 / 42
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat 

Verschillende soorten vragen die gaan over de begrippen en oorzaken/gevolgen van dit hoofdstuk 

Slide 1 - Slide

Wat is een sociale wet?

Slide 2 - Open question

In 1870 waren de meeste mensen werkzaam in :
A
Landbouw en industrie
B
Dienstensector en landbouw
C
Handel en landbouw
D
Handel en industrie

Slide 3 - Quiz

De eerste stoomtrein van Nederland heette de ‘Arend’. Langs welke spoorlijn liep deze stoomtrein?
A
Haarlem – Amsterdam
B
Groningen- Leeuwarden
C
Haarlem- Leeuwarden
D
Groningen- Amsterdam

Slide 4 - Quiz

De eerste sociale wetten in Nederland werden gemaakt door regeringen bestaande uit
A
Liberalen Socialisten
B
C
Confessionelen
D
Katholieken

Slide 5 - Quiz

De eerste sociale wetten in Nederland werden gemaakt door regeringen bestaande uit
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Katholieken

Slide 6 - Quiz

De economische crisis van 1929 had ook effect op Nederland. Welk gevolg had de economische crisis voor Nederland?
A
Veel werklozen
B
Geen geld op de bank
C
Veel export van Nederlandse producten
D
Er kon meer geproduceerd worden

Slide 7 - Quiz

Wat is de oorzaak van de economische crisis van 1929
A
De aandelenbeurs in New York stortte in
B
Amerikanen wisten niet wat ze moesten doen met hun geld
C
De Amerikanen komen minder buitenlandse producten
D
Er is een knip gezet op de Amerikaanse geldstroom

Slide 8 - Quiz

Wat betekent liefdadigheid
A
Mensen helpen die alles al hebben
B
Mensen helpen die dat extra beetje wel kunnen gebruiken
C
Mensen helpen die onvoldoende voor zichzelf kunnen zorgen
D
Mensen helpen door middel van fondsen en donaties

Slide 9 - Quiz

Het “Plan van de Arbeid 1935” past bij
A
Confessionelen
B
Katholieken
C
Liberalen
D
Socialisten

Slide 10 - Quiz

Wat is het armenfonds

Slide 11 - Open question

Wat is geen sociale wet
A
Armenwet
B
Woningwet
C
Kinderwetje van Van Houten
D
Leerplichtwet

Slide 12 - Quiz

Wederopbouw

Slide 13 - Mind map

Deze politieke stroming vind gelijke kansen voor iedereen zeer belangrijk
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Confessionelen
D
Katholieken

Slide 14 - Quiz

Economische crisis 1929

Slide 15 - Mind map

Slide 16 - Slide

Antwoord voor de volgorde vraag
A
Volgorde 1
B
Volgorde 2
C
Volgorde 3
D
Volgorde 4

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Wat hoort niet bij een socialist
A
Geen gelijkwaardigheid
B
Opkomen voor de arbeiders
C
Strenge vakbonden
D
Niet aanwezig in het parlement

Slide 19 - Quiz

Wat hoort bij een confessioneel
A
Gelijkheid
B
Politieke partij vanuit hun geloofsovertuiging
C
Regering die zorgt voor de armen
D
Als je arm bent, komt dat door jezelf

Slide 20 - Quiz

Wat is een verzekering
A
Een regeling vanuit de regering
B
Een regeling waarbij een premie betaalt wordt in ruil voor een uitkering
C
Een regeling waarbij je een uitkering krijgt
D
Een regeling die ervoor zorgt dat je niet arm wordt

Slide 21 - Quiz

Wat betekent werkverschaffing
A
Het laten werken van de werklozen onder toezicht van een directeur
B
Het laten werken van de werklozen in kampen
C
Het laten werken van de werklozen voor de overheid in ruil voor steun
D
Het laten werken van de werklozen zonder toezicht

Slide 22 - Quiz

Wat betekent aanpassingspolitiek
A
Regering past zich aan voor de mensen die dat nodig hebben
B
Regering past zich aan de dalende welvaart aan
C
Regering past zich niet aan voor de dalende welvaart
D
Regering past zich pas aan als zij denken dat dat nodig is

Slide 23 - Quiz

Wat was het gevolg op lange termijn van de aanpassingspolitiek
A
De schuld nam af
B
De schuld liep op samen met de werkloosheid
C
De werkloosheid nam af
D
De schuld liep af samen met de werkloosheid

Slide 24 - Quiz

De onrust in de samenleving nam toe door de verschillende acties van de regering. Welke 2 acties hebben gezorgd voor de grote onrust in de samenleving
A
Controles van de steunverlening & veel werk
B
Controles van de steunverlening & gemerkte kleding en schoenen
C
Gemerkte kleding en schoenen & veel werk
D
Niet verplichte werkverschaffing & controles van de steunverlenin

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Antwoord op de vraag van wie is deze man
A
Antwoord 1
B
Antwoord 2
C
Antwoord 3
D
Antwoord 4

Slide 28 - Quiz

Wat is juist over de Jordaanoproer?
A
Opstand in Jordanië waar Palestijnen in gevecht raken met Israëli en 35 doden vallen
B
Opstand in 1934 in Amsterdam waar de arbeiders in gevecht raken met de politie en er 6 doden vallen
C
Opstand in 2014 in Amsterdam waar door Coronaprotesten mensen slaags reken met de ME
D
Opstand in 1934 in Amsterdam waar rijke huurbazen, pandjesmelkers, in gevecht raken met de politie

Slide 29 - Quiz

In 1934 brak de Jordaanoproer uit. Hoe handelde de regering tegen deze opstand?
A
Er werd niks gedaan, de steun ging toch wel omlaag
B
Er werd niks gedaan, de steun ging toch wel omhoog
C
Met veel machtsvertoon en geweld
D
Er werd alleen politie op af gestuurd.

Slide 30 - Quiz

Wat betekent het harmoniemode
A
De bevolking werkt samen om de economie van Nederland te verbeteren
B
Het land moest samen met de bevolking weer opgebouwd worden
C
Werknemers, werkgevers en regering werken in goed met elkaar samen
D
De bevolking werkt samen om ervoor te zorgen dat de wederopbouw doorgezet wordt

Slide 31 - Quiz

Wat was het gevolg van de verzorgingsstaat
A
Iedereen kreeg een uitkering
B
De regering zorgt ervoor dat mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen een uitkering krijgen
C
De regering maakt het zo dat mensen die in aanmerking komen voor een uitkering deze krijgen
D
De regering zorgt ervoor dat de bevolking zich niet meer ontevreden en vernederd voelt zoals in de jaren 30

Slide 32 - Quiz

Een sociale voorziening...
A
wordt betaald uit premies
B
is een verzamelnaam voor alle uitkeringen
C
is alleen voor ouderen
D
wordt betaald uit belastinggeld

Slide 33 - Quiz

Sociale verzekeringen worden door de
A
overheid verzorgd
B
particulieren afgesloten
C
mensen zelf afgesloten
D
werkgevers verzorgd

Slide 34 - Quiz

Wat was geen gevolg van de economische crisis van de jaren 70
A
Er kwam meer werk
B
Veel mensen kamen in de WW en de WAO
C
De kosten voor de overheid stegen enorm
D
De inkomsten voor de overheid daalden flink

Slide 35 - Quiz

Er waren veel demonstraties/stakingen tegen de verzorgingsstaat. Welke actie zorgde hiervoor?
A
Het betalen van de uitkeringen zorgen voor flinke verschillen in de maatschappij
B
Er moest bezuinigd worden door de regering op de uitkeringen
C
Iedereen kreeg een uitkering ondanks dat ze aan het werk waren
D
Deze verzorgingsstaat zorgde voor een onbetaalbare situatie

Slide 36 - Quiz

Welke Wet had een groot gevolg voor de echtscheidingen
A
AOW
B
ABW
C
ANW
D
WW

Slide 37 - Quiz

Er werd gedacht: ‘’ Waarom zou je gaan werken voor die paar centen meer in de maand? Welk probleem zag je in de maatschappij hierdoor naar voren komen
A
Mensen gingen niet meer werken, want ze kregen toch wel geld
B
Er was geen probleem hierdoor
C
Er werd wel gewerkt, maar ze probeerden te profiteren van de verschillende uitkeringen
D
Er werd geprotesteerd tegen de uitkeringen die uitbetaald werden

Slide 38 - Quiz

Ruud Lubbers, oud minister- president 

Slide 39 - Slide

Welke 2 maatregelen nam Ruud Lubbers om de verzorgingsstaat weer betaalbaar te maken
A
De regels bleven hetzelfde en de hoogte van de uitkering ging omlaag
B
De regels werden strenger en de hoogte van de uitkering ging omhoog
C
De regels werden strenger en de periode van een uitkering werd korter
D
De periode van een uitkering werd korter en de hoogte van de uitkering ging omhoog

Slide 40 - Quiz

Welke 2 redenen waren er om pas vanaf je 67e de AOW-uitkering te ontvange
A
Mensen leefden langer en gezonder
B
Mensen leefden langer en ongezonder
C
Mensen leefden langer en konden altijd wel aan werk komen
D
Mensen leefden langer en zorgden langer voor elkaar

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide