Vragers en aanbieders H5 D1

Vragers en aanbieders H5 D1
Vrijdag 8:30 - 9:30
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vragers en aanbieders H5 D1
Vrijdag 8:30 - 9:30

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Terugblik (10min);
- Uitleg (30 min); 
- Actualiteit Lubach (15 min); 
-  Opdrachten maken 5.1 t/m 5.11
- Afsluiting (5 min). 


Slide 2 - Slide

Christian
Tekst

Slide 3 - Slide

Planning komende weken
Week 1: Toetsbespreken & reflectie
Week 2: H3 herhalen & afmaken (3.13 t/m 3.20)
Week 3: Hoofdstuk 4 deel 1 (4.1 t/m 4.11 & deze les geeft Gijs)
Week 4: Meivakantie 
Week 5: Meivakantie 

Week 6:  Hoofdstuk 4 deel 2 (4.12 t/m 4.26)
Week 7: Hoofdstuk 4 deel 3 (4.27 t/m 4.41)  (door ziekte Gijs gegeven, staat wel op Lessonup)
Week 8: Hoofdstuk 5 deel 1 (5.1 t/m 5.11)
Week 9: Hoofdstuk 5 deel 2 (5.12 t/m 5.20) 
Week 10: Herhaling 
Week 11: Vragers en aanbieders H3 t/m H5 

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
- Je weet wat positieve en negatieve externe effecten zijn  
- Je kunt beschrijven wat de rol van de overheid hierin is
- Aan de hand van een berekening kan je het vraaggedrag van consumenten aantonen en onderbouwen
- Aan de hand van een berekening kan je het vraaggedrag van consumenten aantonen en onderbouwen
- Je kunt de prijselasticiteit (Ev) berekenen, omschrijven en toepassen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 7 - Quiz

Positief extern effect
Negatief extern effect

Slide 8 - Slide

Externe effecten, overheidsingrijpen
Extern effect: 
effect als gevolg van 
productie en consumptie --> 
Niet bij de prijs inbegrepen.

Negatieve externe effecten &  
positieve externe effecten

Slide 9 - Slide

Een extern effect wordt niet in de prijs verrekend en is altijd slecht voor de maatschappij
A
dit is juist
B
dit is niet juist

Slide 10 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een extern effect?
A
Rommel na het concert in de ZiggoDome
B
Bouw van een nieuw stadsplein
C
Rommel na een wedstrijd van FCT buiten het stadion
D
Uitstoot van de fabriek van Tata-steel

Slide 11 - Quiz

Maatschappelijke...
Maatschappelijke kosten
Kosten van economisch handelen voor de samenleving. Kosten die de samenleving moet opbrengen, bijvoorbeeld door luchtvervuiling, roken, afval na de markt enz.
 Private kosten + externe negatieve effecten = maatschappelijke kosten. 
Verminderen door bijvoorbeeld: accijns

Maatschappelijke opbrengsten
Opbrengsten van economisch handelen voor de samenleving.
Private opbrengsten + positieve externe effecten = maatschappelijke opbrengsten
Vermeerderen door bijvoorbeeld: subsidies

Slide 12 - Slide

Maatschappelijk kosten zijn de
A
Nadelen van de productie in de samenleving.
B
Nadelen van de consumptie in de samenleving.
C
Nadelen van de productie en consumptie voor de samenleving.
D
De kosten die een bedrijf moet betalen aan de overheid.

Slide 13 - Quiz

Twee beweringen over externe effecten.
I. Autorijden heeft slechts negatieve externe effecten.
II. Toename van het autoverkeer leidt tot een toename van maatschappelijke kosten.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 14 - Quiz

Hoe zou je de negatieve externe effecten van auto's kunnen verminderen?

Slide 15 - Open question

Profijtbeginsel
Profijtbeginsel
  • Je betaalt als je ergens gebruik van maakt
  • Voorbeeld: wegenbelasting of de kilometerheffing

Slide 16 - Slide

Procentuele verandering berekenen 

Slide 17 - Slide

Wat is de procentuele verandering van de prijs in 2016 tov 2015?
A
8%
B
9%
C
10%
D
11%

Slide 18 - Quiz

Prijselasticiteit van de vraag berekenen 
.

Ev = procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
          --------------------------------------------------------------
                            procentuele verandering van de prijs

Ev = gevolg / oorzaak
Uitleg
Als de prijs met 1% verandert, hoeveel % verandert dan de vraag naar het product? Hoe groter de elasticiteit, hoe meer % de vraag van het product verandert als de prijs verandert. 
Inelastisch > Noodzakelijke goederen > tussen 0 - 1 
Volkomen inelastisch > medicijnen > 0
Elastisch > luxe goed > hoger dan 1 
Niet elastisch en niet elastisch > precies 1

Allemaal los van het minteken! 

Als een product een subsitutie goed heeft (cola en pepsi) dan is het elastisch. Als de prijs stijgt, dan gaan ze naar het andere merk toe. 

Slide 19 - Slide

Wat is de definitie van prijselasticiteit?
A
De mate waarin een afnemer reageert op een verandering in prijs.
B
De prijs zo laag mogelijk maken, zodat klanten je product kopen.
C
Bewust onder de prijs van de concurrent gaan zitten.

Slide 20 - Quiz

De prijselasticiteit is -2
A
de relatieve verandering van Q is groter dan de verandering van P
B
De verandering van de prijs is groter dan de hoeveelheid
C
de prijs stijgt harder dan de hoeveelheid
D
de relatieve verandering van Q is groter dan de relatieve verandering van P

Slide 21 - Quiz

Bereken de prijselasticiteit.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Video

Aan de slag
Wat?  - Opdrachten 5.1 t/m 5.11

Hoelang? Tot 9:25 --> Dan afsluiten les.

Hoe? - Je mag met elkaar overleggen op een rustig praatniveau. 
           - Geen groepjes op de gang/geschuif tafel. 

Huiswerk? Maken 5.1 t/m 5.11


Slide 24 - Slide

Afsluiting
Leerdoelen: 
- Je weet wat positieve en negatieve externe effecten zijn  
- Je kunt beschrijven wat de rol van de overheid hierin is
- Aan de hand van een berekening kan je het vraaggedrag van consumenten aantonen en onderbouwen
- Aan de hand van een berekening kan je het vraaggedrag van consumenten aantonen en onderbouwen
- Je kunt de prijselasticiteit (Ev) berekenen, omschrijven en toepassen

Volgende les: 
Vraag & aanbieders hoofdstuk H5 D2

Slide 25 - Slide