Vragers & Aanbieders Hoofdstuk 5 par 1+2+3

Vragers & Aanbieders 
Hoofdstuk 5
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vragers & Aanbieders 
Hoofdstuk 5

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de volgende begrippen omschrijven:                                                                • maatschappelijke kosten en maatschappelijke opbrengsten                            • profijtbeginsel                                                                                                                          • prijselastische en prijsinelastische vraag                                                                 
  • Je kunt de prijselasticiteit van de vraag omschrijven, toepassen en berekenen.
  • Je kan uitleggen wat het effect is van prijsveranderingen bij een elastische/inelastische vraag op de omzet van het product


Slide 2 - Slide

Externe effecten
Extern effect: Een gevolg van vraag of aanbod waar geen prijs voor wordt betaald. De private kosten/opbrengsten zijn NIET gelijk aan de maatschappelijke kosten/opbrengsten

Negatieve externe effecten: Extern effect waarbij de welvaart van de maatschappij daalt.

Positieve externe effecten: Extern effect waarbij de welvaart groeit. 

Slide 3 - Slide

Maatschappelijke...
Maatschappelijke kosten
Kosten van economisch handelen voor de samenleving. Kosten die jijzelf, maar ook de samenleving moet opbrengen; bijvoorbeeld door luchtvervuiling, roken, afval na de markt enz. 
De optelsom van de private kosten en de externe kosten van een product.


Slide 4 - Slide

Profijtbeginsel
     (eerder geleerd over draagkrachtbeginsel)
Profijtbeginsel
  • Je betaalt als je ergens gebruik van maakt
  • Voorbeeld: wegenbelasting of de kilometerheffing

Slide 5 - Slide

Prijselasticiteit


De prijselasticiteit zegt iets over hoe sterk de gevraagde hoeveelheid reageert op een daling of stijging van de prijs.

Slide 6 - Slide

Als de prijs stijgt,
zal bij de meeste producten de vraag...
A
dalen
B
stijgen

Slide 7 - Quiz

Procentuele verandering berekenen 

Slide 8 - Slide

Berekening prijselasticiteit

De prijselasticiteit kun je als volgt berekenen:

                                                                                                 Gevolg                                                                                                                       Oorzaak     

                    

Ev tussen 0 en -1: inelastisch

Ev kleiner dan -1: elastisch


Slide 9 - Slide

Elastisch

De vraag is (prijs)elastisch als de vraag relatief sterk reageert op een verandering van de prijs.


Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% stijgen.


Slide 10 - Slide

Inelastisch

De vraag is (prijs)inelastisch als de vraag relatief zwak reageert op een verandering van de prijs.


Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% stijgen.


Slide 11 - Slide

Prijselastisch
Definitie: de vraag neemt in verhouding / procentueel / relatief meer af (toe)
dan de prijs stijgt (daalt) 

NB: vergeet je ‘in verhouding/in procenten/relatief’,
dan is je antwoord onvolledig.



Slide 12 - Slide

Voorbeeld

De volgende vraagfunctie is gegeven: Qv = -10P + 500

De prijs stijgt van 10 naar 15.

Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit?



Slide 13 - Slide

Voorbeeld
De volgende vraagfunctie is gegeven: Qv = -10P + 500

De prijs stijgt van 10 naar 15.

Slide 14 - Slide

Maak opdrachten 
Opdracht 5.5, 5.8, 5.11, 5.12 en 5.13


     

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de volgende begrippen omschrijven:                                                                • maatschappelijke kosten en maatschappelijke opbrengsten                            • profijtbeginsel                                                                                                                          • prijselastische en prijsinelastische vraag                                                                 
  • Je kunt de prijselasticiteit van de vraag omschrijven, toepassen en berekenen.


Slide 16 - Slide

Inkomenselasticiteit


De inkomenselasticiteit zegt iets over hoe sterk de gevraagde hoeveelheid reageert op een daling of stijging van het inkomen.

Slide 17 - Slide

Inkomenselasticiteit

De inkomenselasticiteit geeft weer hoe (sterk) de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van het inkomen.






Slide 18 - Slide

Normale producten

Normale producten splitsen we in twee soorten:

1   primaire producten

              hierbij reageert de vraag relatief zwak op een                                                                    inkomensverandering = inkomensinelastisch.

2   luxe producten

              hierbij reageert de vraag relatief sterk op een                                                                    inkomensverandering = inkomenelastisch.

              



 

Slide 19 - Slide

Berekening inkomenselasticiteit

De inkomenselasticiteit kun je als volgt berekenen:

                                                                                                 Gevolg    en "GO''                                                                                                   Oorzaak     

                    

Ey > 0: normale producten

Ey < 0: inferieure producten 

              (B-merk)


Slide 20 - Slide

Qv = -30P + 300 Prijs: €4 naar €5.
Prijselasticiteit van gevraagde hoeveelheid:

Slide 21 - Open question

als de prijselasticiteit van een goed inelastisch is, dan:
A
reageert de consument erg op een prijsverandering
B
reageert de consument niet erg op een prijsverandering

Slide 22 - Quiz


Wat betekent een prijselasticiteit van -1,5%
A
Als de prijs met 1% wordt verhoogd, komen er 1,5% meer klanten bij.
B
Als de prijs met 1% wordt verlaagd, vertrekken 1,5% van de klanten.
C
Als de prijs met 1% wordt verhoogd, vertrekken er 1,5% van de klanten.
D
Als de prijs met 1% wordt verlaagd, komen er 1,5% meer klanten bij.

Slide 23 - Quiz

Prijselasticiteit en omzet
Wat gebeurt er met de omzet als je de prijs verhoogt:

Slide 24 - Slide

Leerdoelen

  • Je kan uitleggen wat het effect is van prijsveranderingen bij een elastische/inelastische vraag op de omzet van het product


Slide 25 - Slide

Hoe kan het dat duurdere hamburgers voor meer omzet zorgen? Gebruik in je antwoord het begrip prijselasticiteit van de vraag.

Slide 26 - Open question

Opdracht - Elasticiteit v/d vraag
1. Stel de prijzen stijgen in een land enorm (inflatie). Van welke product zal de gevraagde hoeveelheid het meeste dalen?
2. Van welk product zal de gevraagde hoeveelheid het minst dalen?
3. Leg de producten op gevoeligheid voor de prijsverandering
4. Bepaal welke goederen elastisch en welke inelastisch zijn.
5. Leg de kaarten op de goede plek langs de meetlat.

timer
11:00

Slide 27 - Slide

Opdracht - inkomenselasticiteit
1. Verdeel de producten over de categorieën:
  • Luxe goederen
  • Inferieure goederen
  • Normale goederen
2. Je inkomen stijgt behoorlijk. Van welke product stijgt de gevraagde hoeveelheid het minst en van welke het meest?
3. Leg de kaarten op de goede plek langs de meetlat. 

timer
11:00

Slide 28 - Slide