Haben/sein + L 1-3 Wortschatz H2

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Je ziet onderstaande zin. Wat moet je doen om het goede werkwoord in te vullen?
"Ich (wohnen) in Berlin"

Wat is het goede werkwoord?
Janna ....... Wasserball

1. spiele
2. spielt
3. spielen
4. spielst

Wat is de goede vorm van het werkwoord?
"______ du Markus?"

1. Heißst
2. Heißen
3. Heißt
4. Heiße

Wat is je juiste vorm van het werkwoord?
"Frau Müller, _________ Sie gern Pizza?"

1. essen
2. esst
3. essst
4. esse

Ich will gerne kommen, aber ich habe keine Zeit.
Wat betekent 'aber'?

"Es ist wichtig, dass du deine Hausaufgaben machst!"
Wat betekent 'wichtig'?

'Seit einer Woche bin ich krank.'
Wat betekent 'seit'?

Schrijf het getal dat je hoort voluit op in het Duits.

Schrijf het getal dat je hoort voluit op in het Duits.

Schrijf het getal dat je hoort voluit op in het Duits.

(heb jij) deine Hausaufgaben gemacht?
Het juiste werkwoord is...

1. habst du
2. hat er
3. hast du
4. hast er

(is zij) 16 Jahre alt?

1. Ist sie
2. Sind sie
3. Sind Sie
4. Ist Sie

(zijn jullie) heute frei?