Les 1herzien

To do
  • Start nieuw hoofdstuk
  • Theorie
  • Filmpje
  • Controle
  • Aan de slag
  • Afsluiting mbv quiz
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

To do
  • Start nieuw hoofdstuk
  • Theorie
  • Filmpje
  • Controle
  • Aan de slag
  • Afsluiting mbv quiz

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 9






(dit is het laatste economie hoofdstuk dit jaar)


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Primaire inkomens 
  • loon
  • pacht/huur
  • rente
  • winst
(worden verdiend in het productieproces)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Toegevoegde waarde
f




Verkoopprijs van het product - ingekochte goederen en diensten (nodig voor productie)

Slide 7 - Slide

Van zaadjes naar brood





Totale toegevoegde waarde: €500,-

Slide 8 - Slide

Even ter controle
Henk koopt 2.000 telefoon hoesjes in voor €0,15 per stuk. 
Hij verkoopt ze allemaal voor €0,37 per stuk. 
Bereken de toegevoegde waarde.

Slide 9 - Slide

Henk koopt 2.000 telefoon hoesjes in voor €0,15 per stuk. Hij verkoopt ze allemaal voor €0,37 per stuk. Bereken de toegevoegde waarde.

Slide 10 - Open question

Welvaart & welzijn

Welvaart
In hoeverre je met je middelen (tijd en geld) in je behoeften kunt voorzien.

Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.
Welzijn
Hoe gelukkig en tevreden ben je met je leven?
Toename welvaart
1. Kopen van goederen & diensten
2. Zelfvoorziening
3. Collectieve voorzieningen

Slide 11 - Slide

Welvaart

Slide 12 - Slide

Welvaart:
een subjectief begrip
Hoe kun je welvaart vergelijken?

Aanname’s:
  • Als je meer geld hebt, kun je beter voldoen aan behoeften.
  • Niemand in de wereld kan alles doen wat hij zou willen. 
  • Neemt je inkomen toe, dan nemen je behoeften ook toe 
  • Conclusie: meer inkomen, gelijkblijvende behoeften is meer welvaart.


Slide 13 - Slide

Welvaart

In enge zin -> het geld dat we verdienen. (reële) BBP per hoofd van de bevolking. 

In ruime zin -> behoeftebevrediging met andere schaarse middelen (vrije tijd, milieu, etc..)

Slide 15 - Slide

Nu gaan doen
Doornemen 
     paragraaf 9.1
Maken 
     de opdrachten van deze 
     paragraaf
Afsluiting
Lessonup vragen (controle)

Slide 16 - Slide

Afsluiting van de les
Kijken wat je al geleerd hebt

Slide 17 - Slide

Wat is geen primair inkomen
A
Uitkering
B
Huur
C
Winst
D
Rente

Slide 18 - Quiz

Als je geen baan hebt, kun je geen primair inkomen hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Primair inkomen bestaat uit
A
Uitkeringen, huur,rente,loon en pacht
B
Winst, huur, rente, loon, pacht
C
Alleen uitkeringen
D
Alleen loon

Slide 20 - Quiz

Economische groei is er als het reële bbp ...
A
stijgt
B
daalt

Slide 21 - Quiz

Economische groei lijdt tot ...
(probeer 3 stappen te maken)

Slide 22 - Open question

Economische groei lijdt tot ...
een hoger inkomensniveau
een hoger consumptieniveau
meer welvaart

Slide 23 - Slide

Het BBP meet alleen de officiële productie. Wat kan het CBS niet meten?

Slide 24 - Open question

Ank koopt 132.000 appels in voor €0,05 per stuk. Zij verkoopt ze allemaal voor €0,35 per stuk. Bereken de toegevoegde waarde.

Slide 25 - Open question

Huiswerk
Doornemen 
     paragraaf 9.1
Maken 
     de opdrachten van deze 
     paragraaf

Slide 26 - Slide