optellen aftrekken 1

Welk getal komt ervoor
999?
A
998
B
1000
C
919
D
918
1 / 41
next
Slide 1: Quiz
RekenenBasisschoolGroep 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welk getal komt ervoor
999?
A
998
B
1000
C
919
D
918

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Welk getal komt ervoor
1099
A
1997
B
1098
C
9998
D
1100

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Tel cijferend op. Doe het netjes op kladpapier.
Som 1: 647+258=
Som 2: 439+ 357=

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

1097

Hoe spreek ik dit getal uit?
A
duizend zevenennegentig
B
honderdzevenennegen-tig
C
tien zevenennegentig
D
tienduizend

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

reken uit! Gebruik het DHTE schema
179 + 141

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Rond af op een duizendtal.

6519
A
6000
B
7000

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

1430 + 50 + 90 =
A
1570
B
1670
C
2830
D
1470

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

62 + 37 + 53 =
A
150
B
162
C
142
D
152

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

950 - 48 =
A
912
B
922
C
902
D
900

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke keer som is niet goed?

A
6 x 7 = 42
B
7 x 9 = 63
C
7 x 8 = 54
D
8 x 9 = 72

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoel: Ik kan de waarde van elk cijfer in een getal aan geven
- Getal
- Cijfers
- Waarde

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

198 + 35 =
A
133
B
137
C
233
D
237

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

bereken
34+48=
timer
1:00
A
83
B
82
C
84
D
80

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

instap som 2
Josje heeft 56,00 gespaard. op zaterdag verdient zij 37,00 hoeveel euro heeft zij in totaal?
timer
1:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

bereken
78+76=
58+97=
schrijf de som + antwoord volledig op
timer
1:00

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

timer
1:00
bereken
179+328=
414+497=
(schrijf alleen het antwoord op)

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

instap som 2 
587+83=
8689+738=
timer
1:30

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

instap som 2 


bespreken
587+83=
8689+738=

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel is 685+367?
Reken uit met een DHTE schema.
A
1062
B
1052
C
1042
D
1072

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel is 685+367?
Reken uit met een DHTE schema.
A
1062
B
1052
C
1042
D
1072

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

136 + 218 =
Maak een foto (als dat lukt) van hoe je dit hebt uitgerekend.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Waarde van het getal
Bij rekenen tot 1000 krijg je te maken met getallen van drie cijfers.
De plaats van het cijfer geeft de waarde ervan aan.

Bijvoorbeeld
het getal 639
de 6 is 600 waard, dit is een honderdtal (H)
de 3 is 30 waard, dit is een tiental (T)
de 9 is 9 waard, dit is een eenheid (E)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat is de waarde van de '7' in dit getal?

973


A
honderdtal (H)
B
tiental (T)
C
eenheid (E)

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de waarde van de '8' in dit getal?

831


A
honderdtal (H)
B
tiental (T)
C
eenheid (E)

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Typ het antwoord:

463 + 215 =

Slide 25 - Open question

Tel de cijfers met dezelfde waarde bij elkaar op. Dus H+H, T+T en E+E.
Typ het antwoord:

724 + 74 =

Slide 26 - Open question

Tel de cijfers met dezelfde waarde bij elkaar op. Dus H+H, T+T en E+E. Let op! In het tweede getal staat geen honderdtal. Bij het honderdtal tel je dus niks op.
Typ het antwoord:

593 - 250 =

Slide 27 - Open question

Trek de cijfers met dezelfde waarde van elkaar af. Dus H-H, T-T en E-E.
Typ het antwoord:

938 - 835 =

Slide 28 - Open question

Trek de cijfers met dezelfde waarde van elkaar af. Dus H-H, T-T en E-E.
Maak deze sommen
4x 150= 
75-18 + 8= 
96: 8=

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Maak deze sommen
275 + ...= 500
700-295=

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Getallen verdelen in honderdtallen en tientallen
505
A
5x100+1x5
B
6x100+1x5
C
4x100+1x5
D
4x100+1X6

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Waarde van een cijfer in een getal bepalen
wat is de 6 waard in 567?
A
6
B
600
C
60
D
6000

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Rijgend optellen tot 1000 met honderdtallen en tientallen zonder honderdtalpassering
530+260=
A
500+200+30+60=790
B
500+200+50+20=770
C
500+100+50+5=780
D
700+50+15=760

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

3 x 8 =
A
22
B
23
C
24
D
25

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

30 x 8 =
A
240
B
24
C
2400
D
24000

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

30 x 80 =
A
24
B
240
C
2400
D
24000

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Welke 2 antwoorden zijn goed?
10 x 16 = ...
9 x 16 = ...
A
160 en 80
B
1600 en 1440
C
32 en 16
D
160 en 144

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Rond het bedrag af op een heel getal.

€ 1,55
A
€ 1,00
B
€ 2,00

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Rond het bedrag af op een heel getal.

€ 1,49
A
€ 1,00
B
€ 2,00

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions


Ik koop crème? Hoeveel houd ik ongeveer over?
A
€ 30,00
B
€ 17,00

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions


Rond af. Kan ik deze spullen betalen met € 5,- ?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions