WEEK 23 du 2M KAPITEL9 D2

1 / 52
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom 2 Mavo !


Liebe 2 Mavo,
HIER VOLGT EEN BELANGRIJKE  INSTRUCTIE :
  • De dia's in LessonUP MOETEN jullie: allemáál goed doornemen  (dus goed lezen) en dán de opdrachten maken !      
  • We spreken NÚ met elkaar af: 
>>DE OPDRACHTEN MAAK JE  TOTDAT JE ZE ALLEMÁÁL GOED HEBT !!
Er zijn namelijk steeds leerlingen die hun fouten laten staan en daan gewoon verder naar de volgende dia gaan....
>>DAT WILLEN WE NIET MEER !! WE WILLEN NOG STEEDS IETS LEREN !!
 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

WEEKTAAK 23 
Wat gaan jullie deze week doen?
  • Jullie starten met de modale hulpwerkwoorden + het ww "wissen" en jullie maken de opdrachten volgens onze afspraken van dia 2 !!
  • Daarna gaan jullie een filmpje bekijken over 'Taschengeld' en je maakt daarbij de opdrachten.
  • We herhalen de voorzetsels met de 4. naamval.
  • Tot slot maken jullie de opdrachten 'online' uit het boek (ook deze opdrachten maak je tot ze goed en áf zijn!) 

Slide 4 - Slide

Laten we nog herhalen!

Slide 5 - Slide

wissen

Slide 6 - Slide

weten
lusten, aardig vinden, leuk vinden
willen
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten ( de wil van iemand anders moeten doen)
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
dürfen
können
müssen
mögen
sollen
wissen
wollen

Slide 7 - Drag question

Vertaal de modale hww en zet ze in de juiste vorm!

Slide 8 - Slide

(Lusten) _______ ihr ein Eis?

Slide 9 - Open question

Sophie (aardig vinden) _______ Michael.

Slide 10 - Open question

(Willen) _______ du mit mir ins Krankenhaus gehen?

Slide 11 - Open question

Meine Freunde (willen) _______ nach Frankfurt fahren.

Slide 12 - Open question

Du (moeten) _______ um acht Uhr in der Schule sein!

Slide 13 - Open question

Er (willen) _______ später Pilot werden.

Slide 14 - Open question

Ich (leuk vinden) _______ es nicht, wenn es draußen so warm ist.

Slide 15 - Open question

Meine Mutter sagt, ich (moeten) _______ zu Hause bleiben.

Slide 16 - Open question

(Weten) _______ Sie, wie Karl Lagerfeld war?

Slide 17 - Open question

Meine Freundinnen (kunnen) _______ es kaum glauben.

Slide 18 - Open question

Er (moeten) _______ nog viel über Mode lernen.

Slide 19 - Open question

(Mogen) _______ ihr alleine nach Berlin fahren?

Slide 20 - Open question

Bekijk het volgende filmpje en geef daarna antwoord op de vragen!

Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Was bedeutet Taschengeld?

Slide 23 - Open question

Was macht Sarah mit ihrem Taschengeld?

Slide 24 - Open question

Wie viel Taschengeld bekommt Roman?

Slide 25 - Open question

Ist Lara mit ihrem Taschengeld zufrieden?

Slide 26 - Open question

TASCHENGELD
Geef antwoord op de volgende dia:

Schrijf bij de open vraag op de volgende dia 3 dingen in het Duits op. Het moeten drie dingen zijn, die jij met je zakgeld wil kopen. 
Als jij geen zakgeld krijgt, schrijf je op wat je met geld zou willen kopen.

Slide 27 - Slide

Was machst du mit deinem Taschengeld? Schreibe 3 Beispiele auf.

Slide 28 - Open question

Kies uit elke kolom een woord / woorden van ÉÉN regel en maak er en zin van.
Vb: dürfen - hij -ohne - jou - ins Kino - gehen? --> Darf er ohne dich ins Kino gehen?

Slide 29 - Slide

Schrijf je 5 zinnen op!

Slide 30 - Open question

En nu gaan we verder met de voorzetsels


??   WELKE VOORZETSELS    KRIJGEN ALTIJD 
DE 
   4-DE NAAMVAL   ??

Slide 31 - Slide

De voorzetsels met de 4e naamval
Voorzetsels behorend bij 4e naamval:
  1. durch = door                    4. um = om
  2. für = voor                           5. bis = tot
  3. ohne = zonder                  6. gegen = tegen 
                                                   7. entlang = langs (staat áchter znw!)
Voorbeeld:
1. Ich kaufe Brot für dich.
2. Wer spielt morgen gegen euch?
3. Er geht das Ufer entlang.
Voorzetsels:
in de kast, op de kast, naast de kast, etc.

Slide 32 - Slide

Stappenplan

Stap 1: Ontleden ( vragen stellen)

1e naamval: onderwerp 

4e naamval: lijdend voorwerp 


Stap 2: Staat er een voorzetsel in de zin?

Ja? ?? bv.  durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang ??

                Dan gebruik je:   -----> 4e naamval




Onderwerp (1e)
wie/wat + persoonsvorm / gezegde

gezegde = alle werkwoorden in de zin
Lijdend voorwerp (4e)
wie/wat + persoonsvorm / gezegde + onderwerp

gezegde = alle werkwoorden in de zin

Slide 33 - Slide

|Schrijf de voorzetsels
van de 4e naamval hier nog
eens allemáál op in dit woordweb

Slide 34 - Mind map

Vertaal de volgende woorden die tussen haakjes staan in het Duits

Slide 35 - Slide

Ich gehe (om)______ halb 8
zur Bäckerei.
A
durch
B
um

Slide 36 - Quiz

Ich kaufe diese Brötchen
(voor)______ dich.
A
durch
B
für

Slide 37 - Quiz

(Tegen) ________ welches Team spielst du morgen?
A
Gegen
B
Um

Slide 38 - Quiz

Wir fahren (door)________ die Stadt zum Supermarkt.
A
durch
B
gegen

Slide 39 - Quiz

Kannst du (zonder)________ Eltern einkaufen gehen?
A
für
B
ohne

Slide 40 - Quiz

Präpositionen mit Personalpronomen anwenden!
(voorzetsels met het persoonlijke voornaamwoord gebruiken)
Vul in: Vertaal de Nederlandse woorden om de Duitse zinnen 
compleet en correct te maken.

Slide 41 - Slide

Ich habe wirklich nichts (tegen hen)________.

Slide 42 - Open question

Ich gehe jetzt (zonder jullie)________ zum Supermarkt.

Slide 43 - Open question

Hast du (voor ons)________ Reis und Kaffee mitgebracht?

Slide 44 - Open question

(Voor hem) ________ habe ich Wurst in der Metzgerei gekauft.

Slide 45 - Open question

Das Team von der Bäckerei spielt morgen (tegen mij)________.

Slide 46 - Open question

Hat Tom diese Hühnersuppe
(voor u)________ gekauft?

Slide 47 - Open question

(Door jou) ________ weiß ich jetzt, wo ich die herrlichen Brötchen kaufen kann.

Slide 48 - Open question

LESEN
Jullie gaan nu online het verhaal lezen over zakgeld (Taschengeld).
DUS:
  1. Maak opdracht 13
  2. Maak opdracht 14 en 15

Slide 49 - Slide






GA ZO DOOR!!!!

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

0

Slide 52 - Video