Les 26 Woorden aan elkaar of los schrijven

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 3

H.26

Woorden aan elkaar of los schrijven. 

Lesdoelen

*Je leert wanneer je woorden aan elkaar schrijft.

* Je leert wanneer je een tussenklank gebruikt.

*Je leert wanneer je een koppelteken gebruikt.

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Zijn de werkzaamheden eindelijk weg? Fijn!!!!

Lange zwemmer?

Regels aan elkaar of los

Werkwoorden die beginnen met een voorzetsel:

Dit zijn scheidbare werkwoorden en kun je los schrijven. 

Vb. Ik heb mijn kamer opgeruimd. 

Vb. Ik ga mijn kamer opruimen. 

Vb. Ik ruim mijn kamer op. 

Regels aan elkaar of los

Samengestelde zelfstandig naamwoorden:

Deze schrijven we aan elkaar. 

Vb. kassabon, schoonmaakdoekjes, langeafstandsloper. 

Regels aan elkaar of los

Samengestelde aardrijkskundige namen:

Deze schrijven we aan elkaar met een koppelteken ( - ). 

Vb. Zuid-Holland, Noord-Groningen, Zuid-Afrikaans 

Regels aan elkaar of los

Getallen tot en met het woord duizend:

Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. tweeduizend, tweeëndertigduizend, achtenveertighonderd,

Vb. vierduizend achthonderd 

Regels aan elkaar of los

Voorzetsels met woorden als er- daar- hier- waar-

Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. hiermee, ermee, daarmee, waarmee, erdoor, hierdoor, erdoor, daardoor, waardoor

Regels aan elkaar of los

Twee voorzetsels die achter elkaar staan

Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. achteruit, bovenop, onderaan, achterin, tussendoor

Let op

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je natuurlijk nooit aan het zelfstandig naamwoord.

Kijk dus goed wanneer een woord bijvoeglijk in zijn betekenis is. 

Even oefenen

Die uitvinder hoopte met een……..
naar het ruimtestation te vliegen

1. hete lucht ballon
2. hete luchtballon
3. hetelucht ballon
4. heteluchtballon

Hij reinigt het terras met een ……...

1. hogedrukspuit
2. hoge drukspuit
3. hogedruk spuit
4. hoge druk spuit

De ………. won de marathon.

1. lange baan schaatser
2. langebaan schaatser
3. langebaanschaatser
4. lange baanschaatser

Ik koop een pak ……. melk

1. half volle
2. halfvolle

Heb jij ooit …….. bankbiljetten teruggekregen?

1. te veel
2. teveel

Er is een ……. verschenen over deze affaire.

1. zwart boek
2. zwartboek

Van de nectar uit bloemkelken maken ____.

1. bijen honing
2. bijenhoning

In het kraampje langs de weg worden streekproducten, zoals jam en ___, verkocht

1. bijen honing
2. bijenhoning

Welk woord is goed geschreven?

1. beantwoorden
2. be-antwoorden
3. beäntwoorden

Welk woord is goed geschreven?

1. fotoonderschrift
2. foto-onderschrift
3. fotoönderschrift

Welk woord is goed geschreven?

1. onderzeeer
2. onderzee-er
3. onderzeeër

Het hele ___ van de wedstrijd.

1. team genoot
2. teamgenoot

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.

1. team genoot
2. teamgenoot

Bah, wat is dit ___!

1. huis vuil
2. huisvuil

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.

1. huis vuil
2. huisvuil

Huiswerk

H. 26 - blz. 56 + 57.

Samen: opdracht 1 en 2

Maken opdrachten 4, 7, 8 , 9, 12 en 13