CODE+ Deel 1 Hoofdstuk 6

 Hoofdstuk 6
WAT ZIE JE ER LEUK UIT!
- Kleren en uiterlijk
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Hoofdstuk 6
WAT ZIE JE ER LEUK UIT!
- Kleren en uiterlijk

Slide 1 - Slide

TAAK 1
WAT GA JE LEREN: 
VERTELLEN WAT VOOR KLEREN IEMAND DRAAGT

Slide 2 - Slide

Kleren

Slide 3 - Mind map

Wat zijn 'gympen'?
A
Accessoires
B
Sneakers of sportschoenen
C
Eten
D
Kledingstukken

Slide 4 - Quiz

Welke kleur is 'geel' in het Engels?
A
Green
B
Yellow
C
Blue
D
Red

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Wat is een jas?
A
een kledingstuk dat je aantrekt om jezelf te beschermen tegen de kou
B
een t-shirt
C
een kledingstuk dat je warm houdt
D
een broek

Slide 7 - Quiz

Wat is de vertaling van 'black' naar het Nederlands?
A
Rood
B
Zwart
C
Blauw
D
Paars

Slide 8 - Quiz

Wat is de vertaling van 'purple' naar het Nederlands?
A
Zwart
B
Rood
C
Paars
D
Blauw

Slide 9 - Quiz

Wat is de vertaling van 'the shoe' naar het Nederlands?
A
Het t-shirt
B
De sok
C
De schoen
D
De jurk

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Taak 2: 

beschrijven hoe iemand eruitziet

Slide 12 - Slide

Wat betekent 'eruitzien'?
A
Hoe iets of iemand er uitziet
B
Een raden spel waarbij je een woord moet vormen
C
Een jongen die verliefd is
D
Een pauze in een drukke dag

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'de bril'?
A
Een haarstijl met blond haar
B
Een voorwerp om beter te kunnen zien
C
Een jongen die verliefd is
D
Een pauze in een drukke dag

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'het uiterlijk'?
A
Een haarstijl met steil haar
B
Hoe iets of iemand eruitziet
C
Een raden spel waarbij je een woord moet vormen
D
Een pauze in een drukke dag

Slide 15 - Quiz

Taak 3: Kleding ruilen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat is 'de tegoedbon'?
A
Een bon waarmee je geld terugkrijgt.
B
Een bon waarmee je korting krijgt.
C
Een bon waarmee je iets gratis krijgt.
D
Een bon waarmee je later iets kunt kopen.

Slide 18 - Quiz

Wat betekent 'retourneren'?
A
Een product omwisselen voor iets anders.
B
Een product laten repareren.
C
Een product houden zonder te betalen.
D
Een product teruggeven en geld terugkrijgen.

Slide 19 - Quiz

Wat is 'de maat'?
A
Het materiaal van een kledingstuk.
B
Het merk van een kledingstuk.
C
De grootte van een kledingstuk.
D
De kleur van een kledingstuk.

Slide 20 - Quiz

Wat betekent 'ruilen'?
A
Een product laten repareren.
B
Een product houden zonder te betalen.
C
Een product teruggeven en geld terugkrijgen.
D
Een product omwisselen voor iets anders.

Slide 21 - Quiz

TAAK 4: 
Iemand een compliment geven over zijn uiterlijk

Slide 22 - Slide

Wat is de betekenis van 'het compliment'?
A
the compliment
B
the feedback
C
the criticism
D
the insult

Slide 23 - Quiz

Hoe vertaal je 'de kapper' in het Engels?
A
the hairdresser
B
the makeup artist
C
the stylist
D
the barber

Slide 24 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van 'opstaan'?
A
springen
B
blijven staan
C
gaan liggen
D
zitten

Slide 25 - Quiz