Voorzetsels

Nederlands

Nederlands



Grammatica Woordsoorten



Voorzetsels

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands

Nederlands



Grammatica Woordsoorten



Voorzetsels

Slide 1 - Slide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 2 - Mind map

Uitleg
Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan.

Een voorzetsel herkennen.

Scheidbare werkwoorden -> geen voorzetsel.

voorzetseluitdrukking

Een voorzetsel achter het zelfstandig naamwoord.


Slide 3 - Slide

Welke voorzetsel hoort op de puntjes?

Ik zou het....jouw hulp nooit gered hebben.
A
met
B
zonder
C
voor
D
tijdens

Slide 4 - Quiz

Zit er een voorzetsel in deze zin?

De docent kijkt de toets na.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Welke voorzetseluitdrukking hoort in deze zin?

… verband … de vakantie zijn de winkels langer open.

Slide 6 - Open question

Welke voorzetseluitdrukking hoort in deze zin?

… tegenstelling … vorig jaar trok de kermis nu veel bezoekers.

Slide 7 - Open question

Welke voorzetsels zitten er in deze zin?

Op school schrijf ik soms stiekem mijn huiswerk over van een klasgenoot.

Slide 8 - Open question

Aan de slag
Havo:  
Opdrachten: Theorie, 1, 2, keuze: 3 of 8B 
 
Vwo: 
Opdrachten: Theorie, 2, 6C, 7C 

Slide 9 - Slide

Wie wil nog extra instructie?

Slide 10 - Open question