This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Schrijven Periode 3
Slide 1 - Slide
Doel:
Het is belangrijk om goed en duidelijk te schrijven. Mensen die jouw boodschap lezen begrijpen wat je bedoelt. Een nette sollicitatiebrief vs een slordige brief zorgt ervoor dat je meteen een eerste indruk achter laat.
Slide 2 - Slide
Zoek de fout:
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat ga je vandaag doen?
Je gaat de spellingregels van de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord herhalen.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd? Hij (dansen) de tango.
Slide 9 - Open question
Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
Slide 11 - Quiz
Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Wij (zetten) de pot op tafel.
Slide 12 - Open question
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt
Slide 13 - Quiz
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Ik heb (schaatsen).
Slide 14 - Open question
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald
Slide 15 - Quiz
Nu zelf!
--> Maak de opdracht van het stencil.
--> Nakijken.
--> Klaar? Ga naar numo.nl en maak taak tt, vt, volt.dw
timer
15:00
Slide 16 - Slide
Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open question
Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.