5.5 Gedrag

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.5 Gedrag
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.5 Gedrag
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van biologie en open deze op blz 109



Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je uitleggen wat gedrag is
- kun je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
- kun je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Leergebiedoverstijgende doelen:
Zelfstandig leren
- Zet zich langere tijd in voor werk wat hij/zij moeilijk vindt, niet lukt vindt of afgeleid is. 
- Reflecteert tijdens het werken op zijn gemaakte werk door na te kijken, verbeteren en te bepalen welke doelen nog geoefend moeten worden. 
Reflecteren
- Schat in wat nodig is om een leerdoel te beheersen (uitleg strategie, oefentijd, herhaling nodig). 
- Vertelt wat de waarde is van deze opdracht voor zichzelf.

Slide 3 - Slide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger:


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

Waar of niet waar?
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Hoe heet een reactie op een prikkel?
A
Bewegen
B
Respons
C
Impuls
D
Reflex

Slide 6 - Quiz

Wat is een waarde?
A
Je mag niet stelen
B
Iemand aanspreken met "u".
C
Je mag niet liegen
D
Eerlijkheid

Slide 7 - Quiz

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 8 - Slide

Wat is gedrag? 
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Deze handelingen hebben samen een doel. 

Gedragsketen: handelingen die elkaar in een vaste volgorde opvolgen, waarbij het effect van de 
ene handeling leidt tot een 
volgende handeling.

Slide 9 - Slide

Reageren
Een prikkel is een invloed van de omgeving, bijvoorbeeld geluid van telefoon. Jouw zintuigen reageren hierop, dit noem je een respons. 

Prikkels kunnen van binnen uit komen (ontstaan in je lichaam). 
-> Bijvoorbeeld: honger
Prikkels kunnen ook van buiten af komen (ontstaan buiten je lichaam)
-> Bijvoorbeeld: ruiken van versgebakken wafels. 

Slide 10 - Slide

Motivatie
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag door een prikkel. 

Bijvoorbeeld: 
Je hebt honger en je ruikt vers brood. Je motivatie om te eten is dan hoog. 

Slide 11 - Slide

Aangeboren en aangeleerd
  •  Aangeboren gedrag: gedrag dat niet aangeleerd hoeft te worden. Bijvoorbeeld: Kittens die gaan drinken bij hun moeder. Dit kunnen ze meteen. 
  • Aangeleerd gedrag: gedrag dat ontstaat door te leren.                    Bijvoorbeeld: Leren eten met een lepel, leren fietsen. 

Slide 12 - Slide

Sociaal gedrag
Soms wordt het gedrag beïnvloed door anderen, bijvoorbeeld vrienden. Dit noem je sociaal gedrag. Het gedrag van een mens (of dier) is een prikkel voor een handeling bij een ander. 

                                                                               
Bijvoorbeeld: 
Je ziet een bekende lopen, hij steekt zijn hand op. Jij zwaait terug. 

Slide 13 - Slide

Gedrag van mensen
Om goed met elkaar te kunnen leven, hebben mensen normen en waarden. 
Waarden: 
Dingen die mensen belangrijk vinden in het leven.
Normen:
Gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat jij je daaraan moet houden.
Bijvoorbeeld: 
Eerlijkheid
Bijvoorbeeld: 
Je mag niet stelen

Slide 14 - Slide

Observatie en interpretatie
Een hand opsteken is een signaal. Dit signaal kan verschillende betekenissen hebben. 

  • Het feitelijke gedrag (gedrag dat je ziet), noem je observatie. 
Bijvoorbeeld: hand opsteken, kwispelen staart bij een hond.
  • Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je interpretatie
Bijvoorbeeld: de hond is blij, want hij kwispelt met zijn staart. 

Slide 15 - Slide

5. Begeleid inoefenen

Slide 16 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 5 (4 NIET) op blz 112 t/m 113.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 113 t/m 116.
timer
1:00

Slide 17 - Slide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je uitleggen wat gedrag is? 
- kun je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald? 
- kun je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag? 

Slide 18 - Slide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je beschrijven hoe fossielen zijn ontstaan? 
- kun je benoemen dat soorten verwant zijn als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben? 




Slide 19 - Slide

Huiswerk
LJ1:                                                         LJ2
Woensdag 16 februari.                  Woensdag 16 februari.
5.5 opdracht 1 t/m 4                       5.5 opdracht 1 t/m 3

Dinsdag 22 februari                       Dinsdag 22 februari
SO paragraaf 5.5 t/m 5.7              SO paragraaf 5.5 t/m 5.7


Slide 20 - Slide