Crack the code MH1 einde schooljaar

M/H 1 einde schooljaar
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

M/H 1 einde schooljaar

Slide 1 - Slide

Om de code te kunnen kraken moet je 3 verschillende soorten opdrachten doen:
  1. Atlasopdrachten A1, A2, A3, A4, A5 en A6 (apart blaadje)
  2. Rekenopdrachten B1, B2, B3, B4 en B5 (apart blaadje)
  3. Vragen over dit schooljaar. (deze lessonUp).

Schrijf de antwoorden op je antwoordenvel. Los de sommen op en kom tot de code.
Met de code kun je de snoeppot openen!

Slide 2 - Slide

Je krijgt nu 20 meerkeuze vragen over dit schooljaar. Je mag je lesboek gebruiken om de vragen te beantwoorden.

Schrijf de antwoorden op je antwoordvel.
A = 1
B = 2
C = 3
D = 4

Slide 3 - Slide

C1. Wanneer in Nederland meer mensen geboren worden dan er sterven, heb je te maken met ...
A
1. migratie.
B
2. bevolkingsspreiding.
C
3.natuurlijke groei.
D
4. bevolkingsconcentratie

Slide 4 - Quiz

C2. Als er in een land meer immigranten zijn dan emigranten neemt de totale bevolking af.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 5 - Quiz

C3. In welke van de onderstaande rijtjes staan alleen maar pushfactoren?
A
1. honger – geen werk – vakantie
B
2. overstroming – oorlog – armoede
C
3. lekker weer – honger – oorlog
D
4. werk – hoger inkomen – familie

Slide 6 - Quiz

C4. Waarom zorgt de komst van een arbeidsmigrant in de loop van de tijd voor een veel grotere groei van de bevolking?
A
1. Dan komen er meer vluchtelingen.
B
2. Dan daalt het aantal gevallen van gezinshereniging.
C
3. Dan is er meer kans op gezinsvorming.
D
4. Dan is er meer segregatie.

Slide 7 - Quiz

C5. Nederlandse gemeenten verwachten dat ze in de toekomst meer voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg nodig hebben.Waarom?
A
1. De ontgroening neemt toe.
B
2. De ontgroening neemt af.
C
3. De vergrijzing neemt toe.
D
4.De vergrijzing neemt af.

Slide 8 - Quiz

C6. Nederland heeft een andere breedteligging dan de evenaar. Hierdoor vallen de zonnestralen in Nederland ...
A
1. rechter in dan bij de evenaar.
B
2. lager in dan bij de evenaar.
C
3. schuiner in dan bij de evenaar.
D
4. hoger in dan bij de evenaar.

Slide 9 - Quiz

C7. Wat bedoelen we met het klimaat in Turkije?
A
1. Het weer zoals dat elke dag in Turkije voorkomt, wat betreft temperatuur, neerslag en wind.
B
2. De gemiddelde toestand van de lucht op een bepaalde plaats en tijd in Turkije.
C
3. De gemiddelde temperatuur in Turkije over een langere tijd.
D
4. Het gemiddelde weer in Turkije over een lange periode.

Slide 10 - Quiz

C8. Hoe ontstaat smog?
A
1. Bij veel wind, smerige lucht en zonnig weer.
B
2. Bij weinig wind, smerige lucht en regenachtig weer.
C
3. Bij veel wind, schone lucht en regenachtig weer.
D
4. Bij weinig wind, smerige lucht en zonnig weer.

Slide 11 - Quiz

C9. Hoe hoger de breedte hoe warmer.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 12 - Quiz

C10. Zeewater wordt langzaam warm en koelt langzaam af.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 13 - Quiz

C11. Hoe hoger je komt hoe kouder het wordt.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 14 - Quiz

C12. Wat is een meridiaan?
A
1. Een ander woord voor de evenaar.
B
2. Een cirkel tussen de Noordpool en de Zuidpool.
C
3. Een halve cirkel tussen de Noordpool en de Zuidpool.
D
4. Een cirkel parallel aan de evenaar.

Slide 15 - Quiz

C13. In welk antwoord staan de klimaten in de juiste volgorde van hoge breedte naar lage breedte?
A
1. tropisch regenwoudklimaat - woestijnklimaat - savanneklimaat
B
2. toendraklimaat - savanneklimaat - steppeklimaat
C
3. gematigd zeeklimaat - steppeklimaat - savanneklimaat
D
4. poolklimaat - steppeklimaat - toendraklimaat

Slide 16 - Quiz

C14. Oostenwind waait van het oosten naar het westen.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 17 - Quiz

C15. De relatieve afstand kan veranderen.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 18 - Quiz

C16. Hoe noemen we de vaste schil van de aarde waarop land en zee liggen?
A
1. De aarde
B
2. De aardkorst
C
3. De schil
D
4. De aardkorstplaten

Slide 19 - Quiz

C17. Een aardbeving met een kracht van 4 op de schaal van Richter is 20 keer zwaarder dan een aardbeving van 2 op de schaal van Richter.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 20 - Quiz

C18. Bij de mid-oceanische rug bewegen twee platen naar elkaar toe.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 21 - Quiz

C19. Orkanen ontstaan in ...
A
1. poolgebieden.
B
2. tropische gebieden.
C
3. berggebieden.
D
4.woestijngebieden.

Slide 22 - Quiz

C20. Een eruptie is een ander woord voor een vloedgolf.
A
1. goed
B
2. fout

Slide 23 - Quiz