a. Iedereen is vrij in doen en laten, zolang hij een ander niet beperkt in zijn vrijheid of schade berokkent.
b. Niet stelen
c. Niet doden
d. Respect hebben voor je vader en moeder
e. Niet vreemd gaan
f. De jongen hoort een condoom bij zich te hebben als hij met zijn meisje wil vrijen.
g. Je kiest als jongere zelf je huwelijkspartner uit.
h. Je hoort je altijd aan de wet te houden
i. Niet vloeken tijdens je werk