Oefenen met de verleden tijd
1. Joren (leggen) het Niels nog één keer uit.
2. Sommige leerlingen (pesten) erg graag.
3. (antwoorden) jij de docenten gisteren al?
4. Jeanne d'Arc (leven) in de late middeleeuwen.
5. Die vieze, oude man in dat kleine huisje (stoken) alleen geverfd hout.