3.8: over taal

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up


timer
1:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up


timer
1:00

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

2.5: grammatica
korte terugblik
Wie heeft er nog geoefend met het vervoegen van werkwoorden en het ontleden van zinnen?

Slide 3 - Slide

Lesdoelen 
Ik begrijp;
- de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
- de betekenis van verschillende moeilijke woorden;

Ik kan;
- nieuwe woordvormen afleiden van een woord;
§3.8, over taal 

Slide 4 - Slide

Grondvormen
Als je een woord in een woordenboek opzoekt, kijk je bij de grondvorm van het trefwoord. De grondvorm is het woord zonder letter(s) ervoor of erachter. Bij een woord in het meervoud kijk je bij het enkelvoud.

Slide 5 - Slide

Wat is de grondvorm van:
aangezien
A
aangezien
B
zien

Slide 6 - Quiz

Wat is de grondvorm van:
gecombineerd
A
combineren
B
combi

Slide 7 - Quiz

Wat is de grondvorm van:
definitie
A
definiëren
B
definitie

Slide 8 - Quiz

Wat is de grondvorm van:
agenda's
A
agenda
B
agenda-en

Slide 9 - Quiz

Woorden van over taal
aangezien = omdat 
combineren = samenvoegen 
definitie (de) = (de) omschrijving 
ronduit = zonder meer 
kwaliteit (de) = (de) mate waarin iets goed of slecht is 
kwantiteit (de) = (de) hoeveelheid 
massa (de) = (de) hoeveelheid materie 
permanent = blijvend 
typisch = kenmerkend 
vanzelfsprekend = voor de hand liggend 
verband (het) = (de) samenhang 
voorwaarde (de) = (de) eis 
Maak eens zinnen met een woord uit de woordenlijst

Slide 10 - Slide

Woordraadstrategie (4)
 Woordraadstrategie = zoek naar een omschrijving in de tekst

Als je tijdens het lezen een moeilijk woord tegenkomt, hoef je niet meteen naar een woordenboek te grijpen. Je hebt al gezien dat er in de buurt van het moeilijke woord een synoniem of een antoniem kan staan. Soms maakt de auteur het je zelfs nog makkelijker: hij geeft dan zelf al een omschrijving of definitie van het moeilijke woord

Slide 11 - Slide

Woorden uit de media
Kun jij de betekenis van de dikgedrukte woorden uit de tekst halen?


Minder schadelijke scheten

Uit inspectie is gebleken dat het op veel plaatsen niet zo goed is gesteld met de luchtkwaliteit. De minister van Infrastructuur en Milieu had dit onderzoek ingesteld om te kijken of alles in orde is. Nu vindt ze dat er snel iets moet veranderen. Om het goede voorbeeld te geven, heeft ze daarom voorgesteld om de gehele vloot van de politie, dus alle voertuigen van de instantie, te vervangen door duurzame exemplaren die langer meegaan en minder vervuilend zijn. Daarnaast ziet ze ook mogelijkheden in de agrarische sector. Ze laat onderzoeken of de spijsvertering van koeien genetisch aangepast kan worden, zodat ze minder schadelijke scheten laten. De gassen die de dieren uitstoten zijn nog slechter voor het milieu dan de uitlaatgassen van auto’s.

Slide 12 - Slide

Rust in een doosje

Sanne heeft het panorama dat ze afgelopen zomer tijdens haar vakantie in Zwitserland zag, nagemaakt in een grote schoenendoos. Het hele weidse uitzicht is in het klein terug te zien door het kijkgaatje dat ze in de doos gemaakt heeft. Telkens als ze gestrest is van alle drukte op school, volstaat een kwartiertje kijken in haar kijkdoos. Soms is zelfs vijf minuten al voldoende. Ze nestelt zich fijn met de schoenendoos in een luie stoel en droomt weer even weg bij de herinneringen aan die fijne vakantie. Het dagelijks leven is soms hectisch, de kijkdoos daarentegen biedt de ultieme ontspanning!

Slide 13 - Slide

Aan het werk
blok 3, over taal , §3.8, opdracht 26 en 27
toelichting opdrachten 

Klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek

in je ebook

Slide 14 - Slide

Hoe goed ken is de woorden van over taal al?
Ik ken er nog niet één
Ik ken er minder dan 10
Ik ken er al meer dan 10
Ik ken alle 22 woorden

Slide 15 - Poll

Huiswerk
blok 3, over taal , §3.8, opdracht 26 en 27

Let op: volgende week toets

Slide 16 - Slide