Formuleren Hoofdstuk 4 Nieuw Nederlands

Vandaag
  • Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken in combinatie met als en dan.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
  • Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken in combinatie met als en dan.

Slide 1 - Slide

Goed of fout?
Jij bent groter als mij.
A
fout
B
goed

Slide 2 - Quiz

Goed of fout?
Jij bent groter dan mij.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

Goed of fout?
Jij bent groter dan ik.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quiz

Trappen van vergelijking
Er zijn drie trappen van vergelijking:
  1. De stellende trap: Jij fietst hard.
  2. De vergrotende trap: Jij fietst harder.
  3. De overtreffende trap: Jij fietst het hardst.

Kijk voor de regels op blz. 152 van je boek.

Slide 5 - Slide

'.... als mij' of '... dan ik'?
  • 'Als' gebruik je bij een stellende trap (als iets gelijk is). 
Jij bent net zo oud als ik.   Hij vindt het net zo leuk als ik. 
  • 'Dan' gebruik je bij een vergrotende trap (als iets meer of minder is).
Jij bent ouder dan ik.                            Jij bent jonger dan ik.
  • De juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord (jij, mij, hij, hem etc.) vind je door de zin langer te maken.
Jij bent net zo oud als zij /haar?        > jij bent net zo oud als zij (is).
Jij bent ouder dan ik /mij ?               >  jij bent ouder dan ik ben.
Luister eens

Slide 6 - Slide

Zet de pv erachter! oefening
1.Hij is groter dan/ als      ik/mij       
2.Marije vindt het op school net zo leuk dan/als     hij/hem 
3.Hij kan sneller werken dan/als       hem/hij 
4.Josefiens broer gaat vaker naar de film  dan/als      haar/zij 


Slide 7 - Slide

Zet de pv erachter!
1.Hij is groter dan/ als   ik/mij        (ben)
2.Marije vindt het op school net zo leuk dan/als hij/hem (vindt)
3.Hij kan sneller werken dan/als  hem/hij (kan)
4.Josefiens broer gaat vaker naar de film dan/als haar/zij  (gaat).


Slide 8 - Slide

Als of dan?
De gymdocent praat harder ......... de muziekleraar
A
als
B
dan

Slide 9 - Quiz

Josefiens broer gaat vaker naar de film als/dan haar/zij.
A
als haar
B
dan haar
C
als zij
D
dan zij

Slide 10 - Quiz

Aan de slag
Maken: opdracht 1-4 van bladzijde 165 

Slide 11 - Slide

evaluatie
  • Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken in combinatie met als en dan.

Slide 12 - Slide

Woorden als groter, liever, mooier, vervelender etc. noemen we.....
A
stellende trap
B
stellende trap
C
vergrotende trap

Slide 13 - Quiz

Woorden als goed, vies, vervelend, lief, mooi etc. noemen we...
A
overtreffende trap
B
vergrotende trap
C
stellende trap

Slide 14 - Quiz

Ik denk dat jij fietsen leuker vindt dan/als ik/mij
A
dan ik
B
als ik
C
dan mij
D
als mij

Slide 15 - Quiz