This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Leg Plato's allegorie van de wagenmenner uit in eigen woorden.
Slide 2 - Open question
WB 1: Geef een verklaring van hoe het komt dat Plato en de christelijke denkers een gereserveerde houding aannemen ten aanzien van het menselijk lichaam.
Slide 3 - Open question
Eindterm 52
Leg uit wat Bentham bedoelt met de stelling dat ons handelen bepaald wordt door het nutsprincipe en wat hierbij de rol is van genot en pijn.
Leg uit waarom de filosofie van Bentham zoals door jou uitgewerkt bij onderdeel (a) hierboven een vorm is van modern economisch denken.
Slide 4 - Slide
Eindterm 53
Leg uit wat Kant bedoelt met de stelling dat de goede wil het grondprincipe is van menselijk handelen. Illustreer de stelling met een voorbeeld.
Leg uit hoe Kant vanuit het door jou bij onderdeel (a) hierboven uitgelegde uitgangspunt kritiek levert op de utilitaristische opvatting van Bentham.
Slide 5 - Slide
3. Heteronoom
Immanuel Kant beziet het lichaam vanuit het klassiek Griekse en christelijke perspectief. Hij geeft aan dat handelingen vaak heteronoom zijn. (blz. 237)
Slide 6 - Slide
3. Wat bedoelt Kant met die uitdrukking: heteronoom? Geef hierbij een voorbeeld van een handeling waaruit de heteronomie van het lichaam blijkt.
Slide 7 - Open question
4. Bentham
Jeremy Bentham wordt omschreven als een vertegenwoordiger van een nieuw/afwijkend beeld van het menselijk lichaam. Naar zijn idee wordt de mens geplaatst onder de 'heerschappij van twee soevereine meesters'.
Slide 8 - Slide
4. Leg uit wat bedoeld wordt met 'de heerschappij van twee soevereine meesters' en benoem deze beide meesters.
Slide 9 - Open question
Nutsprincipe
In de film Fight Club lijkt het motief van de hoofdfiguur niet te passen binnen het nutsprincipe van Bentham (principle of utility).
Slide 10 - Slide
5. Leg uit in welk opzicht de hoofdpersoon wél dit principe hanteert en in welk opzicht niet. Leg ook het nutsprincipe uit.
Slide 11 - Open question
Eindterm 52
Leg uit dat Benthams benadering een vorm is van modern economische denken, waarbij de consument calculerend bezig is om zijn leven zo aangenaam mogelijk te maken.
In deze eindterm draait het om zowel kritiek op Bentham als op de moderne mens.
Slide 12 - Slide
Welke vooronderstellingen liggen ten grondslag aan deze kritiek? Noem er twee.
Slide 13 - Open question
7. Leg aan de hand van een voorbeeld uit of jij ook vindt dat 'de moderne consument calculerend bezig is om zijn leven zo aangenaam mogelijk te maken'.
Slide 14 - Open question
Eindterm 57
De kandidaten kunnen aangeven wat Kant verstaat onder goede wil en kunnen uitleggen dat deze volgens hem van absolute waarde is.
Slide 15 - Slide
De goede wil
Een goede wil is niet goed door wat hij tot stand brengt of verricht, niet door zijn geschiktheid om een gesteld doel te bereiken, maar is enkel goed door het willen, dat wil zeggen: op zich genomen.
Een goede wil heeft zijn volle waarde in zichzelf en is daarmee een absolute waarde – geen waarde omwille van iets anders.
Tevens eindterm 57, primaire tekst
Slide 16 - Slide
Eindterm 58
De kandidaten kunnen uitleggen dat het vrije handelen volgens Kant aan een algemene wetmatigheid gebonden is. Tevens kunnen zij uitleggen aan welke specifieke eis de wetsvorm van het goede handelen moet voldoen.
Slide 17 - Slide
De goede wil
Een goede wil is enkel goed door het willen. Dan is natuurlijk wel de vraag: wat wil een goede wil? Een goede wil wil zichzelf het onvoorwaardelijke gebod opleggen dat hij alleen handelt volgens die maxime waarvan hij kan willen dat het een algemene wet wordt. Een goede wil is daarmee het grondprincipe van het menselijke vrije handelen, waardoor hij zich niet laat leiden door natuurlijke behoeften en neigingen.
Tevens eindterm 58, primaire tekst
Slide 18 - Slide
10. Lever kritiek op het utilitaristische principe van Bentham vanuit Kants opvatting van de goede wil.