21-5 Herhaling adverbs & wordorder 2H

Unit 6 English as a world language
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Unit 6 English as a world language

Slide 1 - Slide

Lesson 6.2 Grammar
Planning les: 

Recap Grammar
Adverbs & Wordorder


Klaar? 
Woordjes & Expressions 6.2/6.3/6.4 leren 

Learning targets:

I know how to pace the word in the correct order in  a sentence


Slide 2 - Slide

How? What?
In een normale zin in het Engels hebben de woorden een vaste volgorde.
Voorbeeld: wie, doet wat, waar, wanneer?
My sister - cycled - to school - yesterday.
Dit is voor Nederlanders niet vanzelf sprekend
Mijn zus fietste gisteren naar school.

Slide 3 - Slide

Bepalingen van plaats en tijd
Bepalingen van plaats en tijd staan meestal achteraan in de zin.
Je kunt een tijdbepaling ook vooraan in de zin plaatsen als je er nadruk op wilt leggen, maar niet in vragende zinnen!!!!
Plaats komt altijd voor tijd!
I saw my teacher in the gym yesterday.
Yesterday I saw my teacer in the gym.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Adverbs of frequency

Slide 6 - Mind map

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 7 - Drag question

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 8 - Drag question

Klopt de zin?
I do my homework in the evening in my room.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Wordorder
Welke zin is juist ?
A
He bought a car yesterday in London.
B
He bought a car in London yesterday.
C
Yesterday he bought a car in London.
D
Yesterday in London he bought a car.

Slide 10 - Quiz

Onderwerp
Werk
woord
Lijdend 
voorwerp
Plaats
Tijd
I
walk
my dog
in the park
at night 

Slide 11 - Drag question

Bijwoorden van frequentie / tijd

Bijwoorden van tijd geven aan hoe vaak iets wel of niet gebeurt.
Ze staan voor het werkwoord. ( always, often, sometimes,never )
Peter always sings a song. 
Behalve als er een vorm van to be in de zin staat. Dan staan ze erachter:
He is often late for work. 

Slide 12 - Slide

So....................
1. Onderwerp
2. Werkwoordelijk gezegde
3. Controleer of er een bijwoord van frequentie is!!!
4. Lijdend voorwerp
5. Plaats
6. Tijd

Slide 13 - Slide

Waar hoort het bijwoord always ?
He is late for school.

A
He is always late for school.
B
He always is late for school.
C
Always he is late for school.
D
He is late for school always.

Slide 14 - Quiz

Waar hoort het bijwoord seldom
A
He likes school seldom.
B
He seldom likes school.
C
He likes seldom school.
D
Seldom he likes school.

Slide 15 - Quiz

Waar hoort het bijwoord hardly
A
He ever goes hardly to the gym.
B
Hardly he ever goes to the gym.
C
He hardly ever goes to the gym.

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

Lesson 6.2 Grammar
Planning les: 

Recap Grammar
Adverbs & Wordorder


Klaar? 
Woordjes & Expressions 6.2/6.3/6.4 leren 

Learning targets:

I know how to pace the word in the correct order in  a sentence


Slide 18 - Slide