Les 22 - C6 Formuleren §2 - Verwijswoorden

WELKOM

Pak je leesboek, je laptop, je boek Nieuw Nederlands, je schrift en je pen.
timer
3:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM

Pak je leesboek, je laptop, je boek Nieuw Nederlands, je schrift en je pen.
timer
3:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

NN C6 - §2 Verwijswoorden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les kun je...
  • De verwijswoorden deze, die, dit en dat correct toepassen in zinnen. 
  • Het verschil tussen de-woorden en het-woorden herkennen en de juiste verwijswoorden daarbij gebruiken. 
  • Aanwijzen met verwijswoorden en weten wanneer je deze, die, dit of dat gebruikt.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over verwijswoorden?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Het gebruik van de verwijswoorden deze, die, dit en dat.
Verwijswoorden zoals deze, die, dit en dat verwijzen naar iets wat eerder is genoemd.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Theorie
Video-uitleg NN

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Het toepassen van de juiste verwijswoorden bij de-woorden en het-woorden.
  • Gebruik 'deze' en 'die' bij de-woorden
  • 'deze' voor dichtbij gelegen zaken 
  • 'die' voor verder weg gelegen zaken
  • Gebruik 'dit' en 'dat'  bij het-woorden 
  • 'dit' voor iets nabij 
  • 'dat' voor iets op afstand.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden hebben we nu gezien?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Waar hoort het verwijswoord 'dit' bij?
A
Bij iets dichtbij
B
Bij iets op afstand

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Waar hoort het verwijswoord 'die' bij?
A
Dichtbij gelegen zaken
B
Verder weg gelegen zaken

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Waar hoort het verwijswoord 'dat' bij?
A
Bij iets nabij
B
Bij iets op afstand

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Waar hoort het verwijswoord 'deze' bij?
A
Bij dichtbij gelegen zaken
B
Bij verder weg gelegen zaken

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'auto'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'digi-bord'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Mk. opdr. 1-3 (p. 210-211)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.