persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon, een groep personen, dier of een voorwerp.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon, een groep personen, dier of een voorwerp.

Slide 1 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een persoon, dier of ding.
Een persoonlijk voornaamwoord kan je vervangen door een naam

Pietje verzint een raadsel.
Hij vertelt het raadsel aan zijn klas.


Slide 2 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een persoon, dier of ding.
Een persoonlijk voornaamwoord kan je vervangen door een naam

Lisa heeft dit boek gekregen.
Zij heeft het nog niet gelezen.


Slide 3 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een persoon, dier of ding.

Wij gaan dit weekend naar Texel.
Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.


Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Geven aan dat iets van iemand is.

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Naast de persoonlijk voornaamwoorden, zijn er ook bezittelijke voornaamwoorden. Deze geven aan dat iets van iemand is. 

mijn boek
jouw tas 
zijn fiets

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Let op!
Let op bij woorden als 'haar', 'je' en 'jullie'. Deze kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn.

Slide 8 - Slide

Let op!
Let op bij woorden als 'haar', 'je' en 'jullie'. Deze kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn.

Hij denkt aan haar.
Ik zie je staan / ik zie je fiets staan.

Slide 9 - Slide

Let op!
Let op bij woorden als 'haar', 'je' en 'jullie'. Deze kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn.

Oplossing: vervang 'haar' of 'je' door 'hem' (= pers) of 'zijn' (=bez)
Hij denkt aan haar. -> Hij denkt aan hem
Ik zie je staan / ik zie je fiets staan. -> Ik zie hem staan / ik zie zijn fiets staan.

Slide 10 - Slide

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 13 - Quiz

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 14 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Link