What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal/spelling week 4 les 1 - maandag
Spelling + Taal
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Basisschool
Groep 6-8
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Spelling + Taal
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een persoon (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je
vervangen door een naam
.
Pietje verzint een raadsel.
Hij vertelt het raadsel aan zijn klas.
Slide 3 - Slide
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een dier (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je
vervangen door een naam
.
De hond
heeft een bot gekregen.
Hij
eet het bot lekker op.
Slide 4 - Slide
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een ding (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je
vervangen door een naam
.
Lisa heeft dit boek gekregen.
Zij heeft het nog niet gelezen.
Slide 5 - Slide
Welk voornaamwoord?
Jou
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 6 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoorden
A
hij
B
die
C
welke
D
hem
Slide 7 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord
Naast de persoonlijk voornaamwoorden, zijn er ook bezittelijke voornaamwoorden. Deze geven aan dat iets van iemand is.
mijn boek
jouw tas
zijn fiets
Slide 8 - Slide
Welk voornaamwoord?
jouw
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 9 - Quiz
Kies het bezittelijk voornaamwoord:
A
de
B
onze
Slide 10 - Quiz
'uw' is een.......
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 11 - Quiz
Voornaamwoorden
Slide 12 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan.
De aanwijzende voornaamwoorden zijn:
deze, dit, die
en
dat
Voorbeeld:
Kijk, zie je
dat
broodje?
Slide 13 - Slide
Dat
timer
0:15
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Die jongen is morgen jarig.
die = ...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 15 - Quiz
More lessons like this
Grammatica - vmbo - Blok 4
February 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 3,4
Taal/spelling week 4 les 1 - maandag
August 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 6-8
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
January 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
November 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
March 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Thema 7, week 2 Les 7 - persoonlijk voornaamwoord
May 2023
- Lesson with
24 slides
Taal
Basisschool
Groep 6,7
Persoonlijk voornaamwoord
June 2024
- Lesson with
15 slides
Taal
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Persoonlijk voornaamwoord EB
February 2024
- Lesson with
32 slides
Taal
Basisschool
Groep 7,8