1.3 Prijselasticiteit

1.3 Prijselasticiteit 
LH4.ec1
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.3 Prijselasticiteit 
LH4.ec1

Slide 1 - Slide

Planning
- 1.2 van module 2
- 1.3 van module 2
- Aan de slag! 
- Terugblik en afsluiting 

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen een individuele vraag en een collectieve vraag?

Slide 3 - Mind map

Bereken het individuele en collectieve consumentensurplus aan de hand van de formule uit je aantekeningen van 1.1. Wat zegt dit verschil nu?

Slide 4 - Open question

Huiswerk bespreken! 
- Lees paragaaf 1.2 door en maak de opdrachten 1 T/M 4. 


Ben je klaar? Steek je vinger op! 
timer
25:00

Slide 5 - Slide

Leerdoelen paragaaf 1.3
- prijselasticiteit van gevraagde hoeveelheid berekenen
- Onderscheid tussen een elastische en een inelastische vraag uitleggen
- Effect berekenen van een prijsverandering op de omzet bij een elastische en inelastische vraag

Slide 6 - Slide

Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid
- Hoeveel procent verandert de gevraagde hoeveelheid als gevolg van een prijsverandering 
                                                                                                          
                                                                                                                                   (Gevolg)                                                                                                                                                  (oorzaak)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Stel dat de prijs van een product stijgt van €10 naar €15 en de gevraagde hoeveelheid daalt van 100 naar 80 eenheden. Bereken de prijselasticiteit van de vraag.


Slide 9 - Open question

Voorbeelden van opdrachten
Voorbeeld 1: Berekenen van prijselasticiteit: Bij een prijs van € 2,20 per brood verkoopt een bakker 500 broden per dag. De winkelier verwacht dat wanneer hij zijn prijs verhoogt tot € 2,31 de afzet met 2% zal afnemen.

Voorbeeld 2: Toepassen van prijselasticiteit: Een winkel verkoopt 200 iPads per maand tegen een prijs van €500 per stuk. Na een prijsverlaging tot €450 per stuk stijgt de verkoop tot 250 iPads per maand. Bereken de prijselasticiteit van de vraag en interpreteer het resultaat.

Voorbeeld 3: Begrip van elasticiteitstermen: Een producent merkt op dat de prijselasticiteit van de vraag voor hun product -0,8 is. Leg uit wat dit betekent in termen van elasticiteit (elastisch, inelastisch, etc.) en de reactie van de vraag op prijsveranderingen.

Slide 10 - Slide

Prijselasticiteit en de omzet

Slide 11 - Slide

Leg uit wat een prijselasticiteit van -2 zou kunnen betekenen voor de omzet.

Slide 12 - Open question

Prijselasticiteit en de vraaglijn
- Wat is de prijselasticiteit beginnend in punt A naar B?
- Wat is de prijselasticiteit beginnend in punt C naar D?






- Hoe hoger de prijs, des te groter het procentuele effect van een 
prijsverandering is op de gevraagde hoeveelheid. 

Slide 13 - Slide

Aan de slag! 
- Lees paragaaf 1.3 door en maak de opdrachten 1 T/M 10. 


Ben je klaar? Steek je vinger op! 
timer
25:00

Slide 14 - Slide

Leerdoelen paragaaf 1.3
- prijselasticiteit van gevraagde hoeveelheid berekenen
- Onderscheid tussen een elastische en een inelastische vraag uitleggen
- Effect berekenen van een prijsverandering op de omzet bij een elastische en inelastische vraag

Slide 15 - Slide

Terugblik en afsluiting
  • Terugblik 1.2
  • Paragaaf 1.3
  • Volgende les! 
  • vragen? opmerkingen? 

Slide 16 - Slide