SPELLING: komma's en citaten

Quizzen met Spelling!
Groep 7
1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Quizzen met Spelling!
Groep 7

Slide 1 - Slide

'Ik ben wel eens in drie landen tegelijkertijd geweest,' zegt Paco.

Wat voor soort woord is: in ?
A
Voorzetsel
B
Rangtelwoord
C
Telwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Quiz

'Ik ben wel eens in drie landen tegelijkertijd geweest,' zegt Paco.

Wat voor soort woord is: drie ?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
Telwoord

Slide 3 - Quiz

'Ik ben wel eens in drie landen tegelijkertijd geweest,' zegt Paco.

Wat voor soort woord is: landen ?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Werkwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

'Ik ben wel eens in drie landen tegelijkertijd geweest,' zegt Paco.

Wat voor soort woord is: ben ?
A
Hulpwerkwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Voorzetsel
D
Voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Theorie:
Hoe gebruik je aanhalingstekens op de iPad?

Slide 6 - Open question

Dat kan niet, want je hebt maar één lichaam 

zegt Feline.
'
'

Slide 7 - Drag question

Pak  je  jas  maar  alvast  zegt  ze vervolgens.
'
'

Slide 8 - Drag question

We  gaan  naar  het  museum  voor  moderne kunst  zegt  mama.
'
'

Slide 9 - Drag question

Typ met aanhalingstekens en komma:
Moderne kunst is hartstikke grappig zegt Emma.

Slide 10 - Open question

Typ met aanhalingstekens en komma:
Dat beeld lijkt op een dansende olifant zegt ze in het museum.

Slide 11 - Open question

Dictee:
Woord 1

Slide 12 - Open question

Dictee:
Woord 2

Slide 13 - Open question

Dictee:
Woord 3

Slide 14 - Open question

Dictee:
Woord 4

Slide 15 - Open question

Dictee:
Woord 5

Slide 16 - Open question

Hoofdletters:
Wat is fout getypt?
A
Italië
B
rivier
C
de Nijl
D
antwerpen

Slide 17 - Quiz

Hoofdletters:
Wat is fout getypt?
A
jan
B
Jim
C
Henk
D
tak

Slide 18 - Quiz

Hoofdletters:
Wat is fout getypt?
A
de Nederlandse taal
B
kerst
C
chocola
D
België

Slide 19 - Quiz

Maak de opdrachten bij les 3
(opdracht 1 hoeft niet meer)

Slide 20 - Slide