This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Oefentoets H8 Geluid
Ga naar lessonup.io
Vul de klascode in: vmimk
Log in of registreer je
De digitale oefentoets staat klaar.
Slide 1 - Slide
Wat is een geluidsbron
A
een voorwerp dat geluid maakt
B
een voorwerp dat geluid ontvangt
C
een voorwerp dat geluid doorgeeft
D
een voorwerp dat geluid maakt, doorgeeft en ontvangt
Slide 2 - Quiz
Een viool heeft een klankkast. Wat is de functie van een klankkast?
A
De klankkast versterkt het geluid
B
De klankkast verzamelt de klanken van de snaren en geeft deze door aan de lucht
C
De klankkast laat de tonen beter klinken
D
De klankkast laat vooral de lage tonen beter klinken
Slide 3 - Quiz
Een oscilloscoop...
A
Kan geluid omzetten in een elektrisch signaal
B
Kan een elektrisch signaal omzetten in geluid
C
Werkt als een microfoon
Slide 4 - Quiz
Wat is de frequentie?
A
50Hz
B
100Hz
C
500Hz
D
1000Hz
Slide 5 - Quiz
De frequentie is
A
De tijd van 1 trilling
B
Het aantal trillingen per seconde
Slide 6 - Quiz
Wat betekend onderste gehoorgrens?
A
Een geluid zo zacht dat je dat nog net kan horen
B
Een toon zo hoog dat je dat nog net kan horen
C
Een geluid zo hard dat het pijn doet
D
Een toon zo laag dat je het nog net kan horen
Slide 7 - Quiz
Wie heeft de laagste onderste gehoorgrens?
A
Dolfijn
B
Kikker
C
Olifant
D
Vleermuis
Slide 8 - Quiz
Wat is een ultrasoon geluid?
A
een heel hard geluid
B
een heel hoog geluid
C
een heel laag geluid
D
een heel zacht geluid
Slide 9 - Quiz
Wat is decibel?
A
Een eenheid voor frequentie
B
Een eenheid voor geluidsgolven
C
Een eenheid voor geluidssterkte
D
Een eenheid voor volume
Slide 10 - Quiz
Waarom dragen muzikanten oordoppen op het podium?
A
omdat ze dan geen last hebben van het publiek
B
om geen hoofdpijn te krijgen
C
omdat ze anders doof worden van hun muziek
D
omdat dat cool uitziet op het podium
Slide 11 - Quiz
Wanneer koop je op maat gemaakt oordoppen?
A
Wanneer je een gehoorbeschadiging hebt
B
Als je zeer regelmatig uitgaat of werkt in hard geluid
C
Wanneer je niet goed kunt slapen door lawaai
D
Wanneer je last hebt van duizelingen
Slide 12 - Quiz
Hier staan 2 stellingen. Welke zijn juist? 1. de bovenste geluidsgolf heeft de hoogste toon. 2. De frequentie van de onderste geluidsgolf is het hoogst.
A
1 is juist en 2 is onjuist
B
beide zijn juist
C
1 is onjuist en 2 is juist
D
beide zijn onjuist
Slide 13 - Quiz
In de figuur hiernaast zie je vier verschillende oscilloscoopbeelden van tonen. Welke toon heeft de hoogste frequentie?
A
toon A
B
toon B
C
toon C
D
toon D
Slide 14 - Quiz
Toon A heeft een frequentie van 500 Hz. Toon B heeft een frequentie van 650 Hz Toon C heeft een frequentie van 60 Hz. Toon D heeft een frequentie van 6050 Hz. Welke toon is het hoogst?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 15 - Quiz
20 kHz =
A
200 hertz
B
2000 hertz
C
20000 hertz
D
200000 hertz
Slide 16 - Quiz
De kapitein van een schip wil de diepte van de zee onder zijn schip meten. Vanuit zijn schip zendt een zender een signaal naar beneden. Na 2,5 s vangt de ontvanger de echo weer op. Bereken de diepte van de zee onder het schip. GGFOA
Slide 17 - Open question
Diepte
1 Gegeven: t = 2,5 v geluid = 1510 m/s
2 Gevraagd: diepte van de zee
3 Formule: s = Vgeluid × t
4 Oplossing: s = 1510 × 2,5 = 3775 --> echo is delen door 2 --> 3775 : 2 = 1887,5