H12.1 Kruisingsschema's

Welkom!
- Huiswerk nakijken
- Herhalen begin H12.1
- H12.1 afmaken 
- Huiswerk maken 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
- Huiswerk nakijken
- Herhalen begin H12.1
- H12.1 afmaken 
- Huiswerk maken 

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Aan het eind van de les kun je een kruisingsschema maken 
  • Aan het eind van de les snap je het verschil tussen intermediaire en co-dominant

Slide 2 - Slide

De waarneembare eigenschappen van een individu noemen we het ...
A
Genotype
B
Fenotype
C
Chromosomen
D
DNA

Slide 3 - Quiz

Het genotype bestaat altijd uit TWEE letters (allelen), omdat...
A
Eén allel te weinig is om tot uiting te komen.
B
Er één dominant en één recessief allel is.
C
Bij elke celdeling je chromosomen gekopieerd worden.
D
Je van beide ouders chromosomen krijgt die paren vormen.

Slide 4 - Quiz

Een recessief allel komt alleen tot uiting als er géén dominant allel aanwezig is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Donkere vachtkleur (A) is dominant over lichte vachtkleur (a). Wat is het genotype van een cavia met lichte haarkleur?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
kun je niet weten

Slide 6 - Quiz

Donkere vachtkleur (A) is dominant over lichte vachtkleur (a). Wat is het genotype van een heterozygote cavia?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
kun je niet weten

Slide 7 - Quiz

Donkere vachtkleur (A) is dominant over lichte vachtkleur (a). Welke kleur heeft een heterozygote cavia?
A
donkere vachtkleur
B
lichte vachtkleur
C
tussen licht en donker in
D
kun je niet weten

Slide 8 - Quiz

Generaties:
P = ouders
F1 = nakomelingen
F2 = nakomelingen van F1

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Maak een kruisingsschema voor deze ouders (BB x bb)
Genotype:                                            Kruisingsschema:
Moeder: bb
Vader: BB

Slide 11 - Slide

Maak een kruisingsschema voor deze ouders (BB x Bb)
Genotype:                                            Kruisingsschema:
Moeder: BB
Vader: Bb

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Intermediair fenotype

Slide 14 - Slide

Intermediair fenotype
  • Soms is er geen sprake van een dominant en recessief allel
  • Als twee allelen 'even sterk' zijn, ontstaat een intermediair fenotype (tussenvorm)
  • De roze bloem is heterozygoot en heeft een intermediair fenotype
  • De genotype worden ook anders genoteerd

Slide 15 - Slide

Co-dominant:
Beide allelen zijn even sterk

Bij co-dominant komen de eigenschappen van beide allelen tot uiting.

Bijv.: bloedgroep AB bij mensen

Slide 16 - Slide

Voorbeeld: bloedgroepen
  • Er zijn vier bloedgroepen: A, B, AB en o.
  • Deze eigenschap wordt bepaald door één gen, met drie verschillende allelen. 
  • Er zijn twee dominante allelen: IA voor antigeen A en Ivoor antigeen B. Daarnaast is er een recessief allel i, Dat niet voor een antigeen codeert. 
  • Deze coderen voor antigenen op je rode bloedcellen.

Slide 17 - Slide

Co-dominante overerving
Notatie:
IA, IB, i
IAIA
Bloedgroep A
IAi
Bloedgroep A
IBIB
Bloedgroep B
IBi
Bloedgroep B
IAIB
Bloedgroep AB
ii
Bloedgroep O

Slide 18 - Slide

Co-dominant en intermediair 
  • Co-dominant 
- Allelen zijn even sterk en komen beide tot uiting. 
    voorbeeld: bloedgroepen 
  • Intermediair 
- Allelen zijn even sterk en leveren een mengvorm op.
   - voorbeeld: kleuren bij bloemen 
   - Noteer je als--> 

Slide 19 - Slide

Een bruine hamster wordt gekruist met een witte hamster. Alle nakomelingen zijn lichtgeel. Hoe noem je het lichtgele fenotype?
A
Intermediair
B
Codominant
C
Dominant
D
Recessief

Slide 20 - Quiz

Een bruine hamster wordt gekruist met een witte hamster. Alle nakomelingen zijn lichtgeel. Wat is het genotype van de nakomelingen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Kun je niet weten

Slide 21 - Quiz

Aan de slag!
Maken opdracht 1 t/m 21

In stilte graag :)

Slide 22 - Slide