BS3 Horen en zien

BS3 Horen en zien
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

BS3 Horen en zien

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie.
- Je kunt de bouw en werking van het oog beschrijven.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

Soms wordt je gefopt. Welk deel van het zintuigenstelsel of van het zenuwstelsel wordt bij deze truc van Mindf*ck gefopt?
De bouw van de oren

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De weg van geluid...
- In elk oor ligt een gehoor- en evenwichtszintuig. 
- De gehoorzintuigen nemen de geluidstrillingen waar. De oorschelp vangt deze trillingen op. 
- Via de gehoorgang komen de geluiden bij het trommelvlies, dat daardoor in trilling wordt gebracht. In de gehoorgang liggen oorsmeerkliertjes die oorsmeer produceren. 
- Oorsmeer houdt het trommelvlies soepel voor de trillingen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De weg van geluid...
Het trommelvlies brengt de gehoorbeentjes aan het trillen. De gehoorbeentjes geven de trillingen door aan het venster in het slakkenhuis. De vloeistof in de kanalen van het slakkenhuis gaat trillen.  In het middelste kanaal liggen zintuigcellen. Deze worden geprikkeld door de trillingen van de vloeistof. In de zintuigcellen ontstaan impulsen. De gehoorzenuw geleidt de impulsen naar de hersenen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Buis van Eustachius
- De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte. De wanden van de buis liggen meestal tegen elkaar aan gedrukt, zodat de buis dicht is. 
- Als je slikt of gaapt, gaat de buis open. Er kan dan lucht doorheen. Hierdoor wordt de luchtdruk aan beide zijden van het trommelvlies gelijk. Dit is nodig om het trommelvlies goed te laten trillen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Buitenkant van het oog
Wenkbrauwen beschermen tegen zweet of vocht. 
Wimpers beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht.
Het harde oogvlies is het witte gedeelte van je oog. 
Het gekleurde gedeelte is de iris. In de iris zit een opening: de pupil. Door de pupil komt licht het oog binnen. Over de iris en de pupil heen ligt het doorzichtige hoornvlies.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Oogspieren
Aan het harde oogvlies (witte gedeelte) zijn oogspieren bevestigd. De oogspieren draaien de ogen in de gewenste richting.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Traanklieren
Onder de huid boven de ogen liggen traanklieren, die traanvocht maken. Door knipperen verspreidt dit.  
Traanvocht beschermt tegen uitdroging en reinigt de ogen. Het wordt afgevoerd naar neusholte. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Binnenkant van het oog
De oogbol is voor het grootste deel gevuld met een geleiachtige massa: het glasachtig lichaam. 
Achter de iris en de pupil bevindt zich de lens. De lens stelt het beeld scherp. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opbouw van het oog
De wand van een oog bestaat uit drie lagen: het harde oogvlies, het vaatvlies en het netvlies. Het vaatvlies bevat veel bloedvaten. In het netvlies liggen de zintuigcellen. In de zintuigcellen ontstaan impulsen als er licht op valt. De oogzenuw geleidt de impulsen naar de hersenen.




Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Opbouw van het oog
In het netvlies recht tegenover de pupil ligt de gele vlek. Met de zintuigcellen in de gele vlek kun je het scherpst zien. Als je naar iets kijkt, draai je je ogen zó dat je vooral de gele vlek gebruikt bij het kijken. De plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, heet blinde vlek. In de blinde vlek liggen geen zintuigcellen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Pupilreflex
- Licht komt je oog binnen door de pupil. 
- Pupilreflex: pupil wordt groter en kleiner, afhankelijk van de hoeveelheid licht. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Werking van het oog
- Licht gaat eerst door de lens. De lens kan boller en platter worden. Op die manier zorgt de lens ervoor dat de lichtstralen precies op de gele vlek van het netvlies vallen. 
- Beeld
draait
ook om.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bijziend
- Bijziend: dichtbij scherp. Kijkt hij in de verte, dan komt het beeld vóór het netvlies terecht. De ooglens is te bol of de oogbol is te lang. Bijziend
kan worden gecorrigeerd
met een bril met holle
lenzen. Het beeld komt
dan precies op het netvlies.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Verziend
Verziend: in de verte goed zien. Bij een beeld dichtbij, komt het beeld achter het netvlies terecht. Bij een verziend persoon is de ooglens te plat of de oogbol te kort. Een bril met bolle lenzen zorgt ervoor dat het beeld wel
precies op het netvlies komt.
Plus-bril

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Maak basisstof 3

Klaar? Maak een samenvatting van BS 3 en de test-jezelf.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen behaald?
- Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie.
- Je kunt de bouw en werking van het oog beschrijven.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions