Vul de goede werkwoordsvormen in, in de verleden tijd:
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ..,(duimen) ... Janita voor mij.
3. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad.
4. Wij (verhuizen) ........vorig jaar naar Canada. (!!!)
5. Hij (durven).....niet het bos in te gaan. (!!!)