Pathologie 1 - les 8 - Responsie/herhaling

Pathologie 1 - les 8  Responsie/herhaling
1 / 36
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pathologie 1 - les 8  Responsie/herhaling

Slide 1 - Slide

Onderwerpen Pathologie 1
Les 1:  (Introductie, wegwijs en) gezondheid
Les 2: Ziekteverloop en ziekteoorzaken
Les 3: Basisbegrippen en onderzoek
Les 4 + 5: Afweer
Les 6: Infectie
Les 7: Lichaamstemperatuur

Slide 2 - Slide

Les 1: Introductie, wegwijs en gezondheid
Succescriteria:
  • Je kan uitleggen wat gezondheid is en hoe deze beïnvloed wordt door lichamelijke,   geestelijke en maatschappelijke factoren.
  • Je kan uitleggen wat draagkracht en draaglast is en benoemen welke factoren invloed   hebben op de draagkracht en de draaglast van een zorgvrager.
  • Je kan uitleggen hoe je met preventieve maatregelen gezondheidsbevorderende factoren       kunt stimuleren en gezondheidsbedreigende factoren kunt verminderen.

Slide 3 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over de lesstof/succescriteria van les 1?

Slide 4 - Slide

Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over les 1.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 5 - Slide

Les 2: Ziekteverloop en ziekteoorzaken
Succescriteria:
  • Je kan beschrijven wat de overeenkomsten en verschillen zijn in het beloop   van een acute en een chronische ziekte.
  • Je kan toelichten hoe het beloop van een ziekte kan veranderen door   complicaties, restverschijnselen, exacerbaties, remissies en recidieven.
  • Je kan de volgende begrippen uitleggen met betrekking tot ziekteverloop:   prognose en progressief.
  • Je kan minimaal vijf gezondheidsbedreigende factoren noemen.
  • Je kan uitleggen wat inwendige (endogene) en uitwendige (exogene)   oorzaken van ziekte zijn en voorbeelden benoemen.
  • Je kan uitleggen wat mechanische, fysische, chemische en biologische   oorzaken van ziekte zijn.

Slide 6 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over de lesstof/succescriteria van les 2?

Slide 7 - Slide

Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over les 2.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 8 - Slide

Wat is een voorbeeld van uitwendige ziekte oorzaken?
A
aangeboren afwijkingen
B
erfelijke afwijkingen
C
predispositie
D
mechanische oorzaken

Slide 9 - Quiz

Les 3: Basisbegrippen en onderzoek
Succescriteria:
  • Je kan de volgende begrippen omschrijven: anamnese, observatie, subjectieve en objectieve klachten, symptomen, diagnose, diagnostiek, complicaties, restverschijnselen
  • Je kan verschillende behandelingen uitleggen te weten: curatief, preventief, palliatief, symptomatisch.
  • Je kan benoemen wat lichamelijk onderzoek inhoudt voor wat betreft: Inspectie, auscultatie, percussie, palpatie, toucheren.
  • Je kan benoemen waar de volgende beeldvormende onderzoeken en functieonderzoeken voor gebruikt worden: röntgenfoto, CT-scan, MRI-scan, echografie, doppler-onderzoek, scintigrafie, ECG, EEG, spirometrie
  • Je kan vijf soorten laboratorium onderzoek beschrijven in eigen woorden te weten: pathologisch- anatomisch; hematologisch onderzoek; klinisch-chemisch; onderzoek van urine; bacteriologisch onderzoek (kweek)

Slide 10 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over de lesstof/succescriteria van les 3?

Slide 11 - Slide

Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over les 3.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 12 - Slide


Wat is een voorbeeld van een subjectieve klacht?
A
hoofdpijn
B
zwelling
C
blauwkleuring
D
koorts

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je het wanneer je met de vingers het lichaamsoppervlak aftast om te voelen hoe de dieper gelegen structuren voelen?
A
toucheren
B
palperen
C
percussie
D
auscultatie

Slide 14 - Quiz


Hoe noem je het wanneer ziekteverschijnselen plotseling verergeren?
A
exacerbatie
B
remissie
C
recidief
D
prognose

Slide 15 - Quiz

Les 4: Afweer
Succescriteria:
  • Je kan vier groepen micro-organismen benoemen en onderlinge verschillen duiden, te weten: virussen, bacteriën, schimmels/gisten en parasieten.
  • Je kan uitleggen wat een ontsteking is waarom een ontsteking een nuttige lichaamsreactie is op weefselbeschadiging.
  • Je kan vijf verschillende oorzaken noemen van een ontsteking en daarbij een voorbeeld geven.
  • Je kan de vijf lokale ontstekingsverschijnselen noemen en deze herkennen.
  • Je kan de algemene ziekteverschijnselen van een ontsteking benoemen.
  • Je kan maatregelen noemen bij de behandeling van een ontsteking.
  • Je kan de volgende begrippen omschrijven: infiltraat, necrose, pus/etter, abces, regeneratie, littekenvorming.

Slide 16 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over de lesstof/succescriteria van les 4?

Slide 17 - Slide

Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over les 4.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 18 - Slide

Wat is een natuurlijke afweerreactie van gezond weefsel op schadelijke prikkels?
A
necrose
B
ontsteking
C
immuniteit
D
antigeen

Slide 19 - Quiz

Hoe noem je het gezwollen deel rondom een ontsteking?
A
necrose
B
abces
C
infiltraat
D
regeneratie

Slide 20 - Quiz


Welk soort organisme kan zich alleen in levende cellen vermenigvuldigen?
A
schimmels/gisten
B
bacteriën
C
parasieten
D
virussen

Slide 21 - Quiz

Les 5: Afweer
Succescriteria:
  • Je kan beschrijven hoe het lichaam reageert op het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen en ziekteverwekkers met behulp van aspecifieke afweer en specifieke afweer.
  • Je kan de volgende begrippen uitleggen: antigeen, antistof/antilichaam, immuniteit, allergie, anafylactische reactie/shock, auto-immuniteit, vaccinatie. 
  • Je kan uitleggen op welke manieren actieve en passieve immuniteit kunnen ontstaan (passief, actief, natuurlijk, kunstmatig). 
  • Je kan gevolgen noemen die kunnen ontstaan door een verminderde weerstand. 
  • Je kan het doel van het rijksvaccinatieprogramma in eigen woorden uitleggen.

Slide 22 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over de lesstof/succescriteria van les 5?

Slide 23 - Slide

Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over les 5.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 24 - Slide

Er zijn vier vormen van immuniteit. Welke vorm van immuniteit heeft een baby wanneer hij moedermelk drinkt bij de moeder?
A
passieve natuurlijke immuniteit
B
actieve natuurlijke immuniteit
C
passieve kunstmatige immuniteit
D
actieve kunstmatige immuniteit

Slide 25 - Quiz

Wat is kenmerkend voor de specifieke afweer?
A
Er worden geheugencellen gemaakt zodat de afweerreactie bij een volgende besmetting sneller in gang gezet kan worden
B
de afweer treedt direct op
C
Granulocyten spelen een belangrijke rol
D
Is al in de baarmoeder actief

Slide 26 - Quiz

Les 6: Infectie
Succescriteria:
  • Je kan uitleggen wat een besmetting en infectie is.
  • Je kan benoemen welke besmettingswegen er zijn voor infecties, te weten cutaan, aerogeen, enteraal, hematogeen, genitaal.
  • Je kan de volgende begrippen omschrijven: ziekteverwekker, infectieziekte, port d’entrée, incubatietijd, weerstand, primaire en secundaire infectie, kruisinfectie en resistentie
  • Je kan factoren noemen die van invloed zijn op het wel of niet ziek worden van een persoon na een besmetting.
  • Je kan benoemen welke onderzoeken worden gedaan om een infectie vast te stellen
  • Je kan aangeven hoe infectieziekten worden behandeld.
  • Je kan de volgende begrippen in eigen woorden uitleggen: epidemie, pandemie

Slide 27 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over de lesstof/succescriteria van les 6?

Slide 28 - Slide

Cutaan
Aerogeen
Enteraal
Hemato-
geen
Genitaal
via het bloed
via de slijmvliezen van de geslachtsorganen
via het maag- darmkanaal
via de huid
via de luchtwegen

Slide 29 - Drag question

Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over les 6.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 30 - Slide

Een infectie kan zich op verschillende manieren verspreiden, hoe noem je het wanneer een infectie via het bloed wordt verspreid?
A
cutaan
B
hematogeen
C
aerogeen
D
genitaal

Slide 31 - Quiz

Hoe heet het wanneer een ziekte zich snel wereldwijd verspreidt?
A
pandemie
B
epidemie

Slide 32 - Quiz

Les 7: Lichaamstemperatuur
Succescriteria:
  • Je kan aangeven wat een normale lichaamstemperatuur is, en wanneer er sprake is van ondertemperatuur, verhoging, koorts of een koude rilling.
  • Je kan verschijnselen noemen bij het stijgen van de lichaamstemperatuur
  • Je kan verschijnselen noemen bij het dalen van de lichaamstemperatuur.
  • Je kan maatregelen noemen bij de behandeling van koorts
  • Je kan de volgende begrippen omschrijven: warmtebalans, verhoging en koorts.

Slide 33 - Slide

Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over les 7.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 34 - Slide

Wat zijn verschijnselen van hypothermie?
A
Een lichaamstemperatuur lager dan 36 graden, een snelle ademhaling en verlaagde bloeddruk
B
Een lichaamstemperatuur lager dan 35 graden, een snelle ademhaling en verlaagde bloeddruk
C
Een lichaamstemperatuur lager dan 36 graden, een langzame ademhaling en verhoogde bloeddruk
D
Een lichaamstemperatuur lager dan 35 graden, een langzame ademhaling en verlaagde bloeddruk

Slide 35 - Quiz

Succes met de toets!
.

Slide 36 - Slide