4B 6.3 Spelling - 1

6.1 Grammatica en Spelling
leerjaar 4



1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

6.1 Grammatica en Spelling
leerjaar 4



Slide 1 - Slide

Waarom spelling?

Slide 2 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt het onderwerp en de persoonsvorm op elkaar afstemmen (congruentie). (p. 218)

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin?
"We hebben geen centen, maar spullen."
A
we
B
hebben
C
centen
D
spullen

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?
"We maken geld om het te verbrassen."
A
we
B
maken
C
geld
D
te verbrassen

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
"We maken geld om het te verbrassen."
A
we
B
maken
C
geld
D
te verbrassen

Slide 6 - Quiz

Congruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. De persoonsvorm geeft aan wat het onderwerp doet. Daarom moeten ze beide enkelvoud of beide meervoud zijn. Dat heet congruentie tussen het onderwerp en de persoonsvorm.

Slide 7 - Slide

Kijk het filmpje!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 10 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 11 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 12 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp in:

Men zien/ziet door de bomen het bos niet meer
A
Men
B
zien/ziet
C
door de bomen
D
het bos

Slide 14 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 16 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 17 - Quiz

Opdrachten
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 218/219
Klaar: Digitaal maken: Spelling extra opdrachten , daarvan de opdrachten 1 t/m 5

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Deze les:

Samen nakijken opdracht 1 en 2 van 6.3 Spelling: Congruentie pv en ond
- Zelf presentatie bekijken met uitleg ww - spelling alle tijden
- Maken opdracht 4,5,6,7

Slide 20 - Slide

Deze les:
- Samen nakijken opdracht 4, 5 en 6 vanaf blz 220
- Bekijken link in Magister
- Maken opdracht 8 tm opdracht 11

Slide 21 - Slide