grammatica opdr. 8 tm 14 (T/T_+) (SLR)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Blok 3 Grammatica

wel of geen lv? 

Lesdoelen

Na deze les:

- kun je aangeven of er wel of geen lv in een zin staat.

- kun je benoemen welke zinsdelen nooit lijdend voorwerp zijn. 

Lijdend voorwerp

wie/wat + wwg + ond = lv

NOOIT lijdend voorwerp:

zinsdelen die hoeveelheden  aangeven zijn nooit lv.

maten                

gewichten

afstanden   

tijden

Spiekbriefje

Vorige keer heb je een spiekbriefje in je schrift moeten schrijven. 

schrijf daarbij:

'maten, gewichten, afstanden en tijden zijn nooit 

lijdend voorwerp!'

Een zin heeft alleen een lijdend voorwerp als je antwoord kunt geven op de vraag:

Wie of wat

+

wwg

+

lv

onderwerp

=

Antwoorden op alle andere vragen zijn géén lijdend voorwerp. 

Roy drinkt iedere dag een glas melk.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Evelien wacht twee uur op haar vriend

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Joop geeft Hans een klap.

lijdend voorwerp=

1. Joop
2. geeft
3. Hans
4. een klap

De buurman maait elke week zijn gras.

lijdend voorwerp=

1. De buurman
2. zijn gras
3. elke week
4. er staat geen lv in.

Blok 3 Grammatica

woordsoortbenoeming 

Woordsoorten

Je hebt al een aantal woordsoorten geleerd. 

werkwoorden

lidwoorden

zelfstandige naamwoorden

bijvoeglijke naamwoorden

voorzetsels

voorzetsels

ezelsbruggetje

... de kooi

... de doos

of

... het schoolfeest. 

schrijf 3 voorzetsels op

Pak je boek erbij

Je krijgt zometeen een paar opdrachten op als huiswerk. 

Ik ga even uitleggen hoe je opdracht 14 in je schrijft moet schrijven. 

blz 123, opdracht 14. 

Hier een uitleg hoe je dit moet aanpakken: 

opdracht 14

werk per zin. Noteer het nummer van de zin en noteer de woordsoorten onder elkaar:  

zin 1.

           ww: heeft - veranderd 

           lw: de - de - het 

           znw: 

           bijv. nw:

           vz: 

Huiswerk

Maak opdracht 8 tm 14. 

blz 120-123