synoniemen en tegenstellingen oefenen en herhaling tekstdoelen

Unit Den Haag: hofstad, geen hoofdstad
Pak je schrift en pen en je mapje (folder)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Unit Den Haag: hofstad, geen hoofdstad
Pak je schrift en pen en je mapje (folder)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inquiry questions
Waarom is synoniemen kennen belangrijk?

Hoe weet je welk doel een tekst heeft?
Hoe weet je welke tekstvorm een tekst heeft?


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat doen we vandaag? 
liedje synoniemen
woorden opzoeken synoniemen woordenboek
vragen synoniemen beantwoorden
Break
Quizvragen tekstdoelen
video 
Quizlet

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Synoniemen
Wat is een synoniem?
Twee verschillende woorden met ongeveer dezelfde betekenis





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

luisteren synoniemen
Luister naar dit liedje (song) over synoniemen. Noem 3 woorden met een synoniem die je hoort in dit liedje. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Text past paper

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Link

This item has no instructions

Zoek een woord op uit de tekst in het synoniemenwoordenboek https://synoniemen.net/

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Maak vraag 18, 19, 20 bij tekst B
voorbeelden van synoniemvragen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Pauze

5 min break

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Tekstsoorten en tekstdoelen
herhaling/repeat

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De schrijver van een tekst wil je vermaken.
DOEL?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De schrijver wil zijn mening geven.
DOEL?
A
opiniëren
B
overtuigen
C
informeren
D
activeren

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De schrijver wil dat je iets te weten komt.
DOEL?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.
DOEL?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


Slide 17 - Open question

This item has no instructions


Slide 18 - Open question

This item has no instructions


Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Video tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hoe weet je welke tekstvorm de tekst heeft?
Kijk naar de toon, lengte, titel, onderwerp (subject), bron (source) en de tekstconventies. Geeft de schrijver zijn/haar mening?
Bedenk welk doel de tekst heeft.


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vraag 21
Wat voor tekstsoort is text B?

Met wat voor soort tekst hebben we hier te maken?
A. Politierapport
B. Blog
C. Instructietekst
D. Artikel

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Tekstconventie instructie
 Er wordt een semi-formeel register gebruikt
 Is direct gericht op de doelgroep (gebiedende wijs/imperative)
 Heeft een effectieve kop/titel
 duidelijke lay-out: koppen, korte duidelijke alinea’s, secties  met letters/nummers/opsommingstekens, invoegingen.
 Heeft een korte introductie en een conclusie

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Exit ticket
Schrijf op een post-it een voorbeeld van een tekstvorm 
Hang jouw post-it bij het tekstdoel

Slide 25 - Slide

Hang A3 papier op. Schrijf de 4 tekstdoelen op. 

Laat de leerlingen 2 post its ophangen
1 met een voorbeeld van een bijpassende tekstvorm

1 met uitleg: hoe weet je welk tekstdoel de tekst heeft? Waar let je op?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions