2B. Oefentoets ch1. Part 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Basis

Gebruik deze LessonUp om te leren voor de toets

Vocabulary - Theme words, A Watching + C Reading

Leer Nederlands-Engels. Theme words ook Engels-Nederlands

Grammar - Past simple

Regelmatig en onregelmatig (lijst op blz 209-211)

airport

toothpaste

sleeping bag

passport

campsite

luggage

raincoat

beach towel

I think school is very .... (saai)

1. bored
2. boring
3. shark
4. fun

Oh no, our .... (vlucht) to Australia is delayed

1. wide
2. departure
3. luggage
4. flight

Going to Disneyland was the best
.... (ervaring) ever!

1. expert
2. happening
3. experience
4. anxiety

sunset

wave

heat

chest

scared

fan

tiny

scratch

Vertaal naar het Engels
koptelefoon

Vertaal naar het Engels
rugzak (AmE)

Vertaal naar het Engels
ander

Vertaal naar het Engels
krijgen, ontvangen

Vertaal naar het Engels
willen

Vertaal naar het Engels
over, aan de overkant

Vertaal naar het Engels
verkeerd

Vertaal naar het Engels
zonnebril

Past simple

Regular verbs

Irregular verbs

Past Simple

Past simple!

Past Simple

Gebruik je: als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen / als iets op een specifiek moment in het verleden was

Herkenningswoorden: 

vaak een duidelijke tijdsbepaling in het verleden

yesterday, ...ago, last ..., in ..., 

Past Simple: regelmatig

	I / you / we / they
+	onderwerp ww+ed
-	onderwerp didn't ww
?	Did onderwerp ww

vb: 

I walked, He didn't walk, Did they walk

 + ed

 + d

 - y 

+ ied

 double consonant 

+ ed

chat

phone

hurry

play

hop

live

brush

carry

help

+ ed

played

brushed

helped

+d

phoned

lived

- y +ied

hurried

carried

double consonant +ed

chatted

hopped

Past Simple: onregelmatig

	I / you / we / they
+	onderwerp 2e rijtje uit de lijst
-	onderwerp didn't ww
?	Did onderwerp ww

vb: 

I went, He didn't go, Did they go

Past Simple: To Be

+	I was	You were	He was
-	I was not	We were not	She was not
?	Was I	Were they	Was it?

 regular verbs

 irregular verbs

swim

walk

drive

cook

bake

have

 regular verbs

irregular verbs

throw

want

do

cook

give

teach

let

hatch

note

slice

Je gebruikt de Past Simple als...

1. iets gebeurd is in de toekomst
2. iets iedere dag gebeurt
3. iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
4. iets nog niet gebeurd is

Wat is de Past Simple van go

1. gone
2. went
3. goed
4. goes

Wat is de Past Simple van tell

1. told
2. tolded
3. telled
4. tolt

Wat is de Past Simple van think

1. tought
2. taught
3. thought
4. thinked

Wat is de Past Simple van see

1. saw
2. seen
3. see
4. seed

My sister .......... (play) the guitar last year.

They ....... (go) home after school yesterday.

Wat is de Past Simple van work

1. works
2. worked
3. working
4. work

Wat is de Past Simple van help

1. helping
2. helped
3. helps
4. help'd

Wat is de Past Simple van study

1. studyd
2. studyied
3. studyed
4. studied

Wat is de Past Simple van buy

1. buyed
2. bought
3. boughd
4. bught

I ..... a sandwich yesterday.

1. eat
2. drink
3. drank
4. ate

We ..... on holiday 2 years ago.

1. go
2. went
3. been
4. walked

How did you do on this practise test?

Woordjes gingen goed. Grammatica minder

Grammatica ging goed. Woordjes minder

Woordjes en grammatica gingen goed!

Woordjes en grammatica gingen slecht