Cursus 5 Grammatica §2 en 3 zinsdelen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


  • Kennen en kunnen

  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Beschrijf in één zin wat er gebeurt op deze afbeelding.

Slide 4 - Slide

Roodkapje, slaat, mept, mishandelt, wolf, bos, woud stok

+ Roodkapje slaat de wolf
+ In het bos mept Roodkapje de wolf.
+  Met een stok mishandelt roodkapje de wolf.

Zelfs als je een andere zin hebt bedacht zal je de bovenstaande zinnen normaal vinden.
Omdat de meeste mensen ze normaal vinden staat er een +


Slide 5 - Slide

Dit vind je waarschijnlijk niet normaal:
  

- De Roodkapje slaat wolf.
- In het bos Roodkapje mept de wolf.
- Met stok mishandelt Roodkapje wolf.

Slide 6 - Slide


Zinnen bouwen

Als je een zin gaat maken, heb je vaak van te voren al een idee waar het over zal gaan
  • Je maakt een voorstelling
  • Je herinnert je iets
  • Je ziet iets gebeuren



Slide 7 - Slide

Je bouwt zinnen met woorden die je kent
 
 --> Dit doe je onbewust. Je bouwt wel zinnen, maar je weet niet hoe. Je zet woorden op de goede plaats, je gebruikt niet te weinig woorden, en ook niet te veel.

Slide 8 - Slide

Hoe?
  • Weten we niet.

  • Wel zijn er regels ontdekt die bepalen in welke volgorde onderdeeltjes van een zin mogen staan
  • Dat is grammatica


Slide 9 - Slide

  • Persoonsvorm
  • Samengestelde zin
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp 
  • Onderwerp
  • Je weet wat de persoonsvorm is en hoe je die kan vinden. 
  • Je weet wat samengestelde zinnen zijn en hoe je die kan herkennen
  • Je weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Je weet wat een lijdend voorwerp is en je kan het herkennen 
  • Je weet wat het onderwerp is en hoe je die kan vinden.

Slide 10 - Slide

Opdracht
Drie lessen de tijd
Posters maken
Daarna presenteren voor de klas
Je leert elkaar de lesstof
Een herhalingsles

Slide 11 - Slide

Opdracht
Per groepje maak je twee posters waarop je de onderwerpen uitlegt.
- Je noteert de theorie (te vinden in je boek en internet)
- Je noteert voorbeelden
- Je noteert hoe je deze zinsdelen kunt vinden/herkennen
- Gebruik plaatjes/tekeningen/kleur

Jullie krijgen drie lessen de tijd en moeten elkaar de stof uitleggen. Na drie lessen presenteren jullie je posters voor de klas en legt de rest de leerstof uit.


Slide 12 - Slide

  • Persoonsvorm
  • Samengestelde zin en enkelvoudige zin
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp 
  • Onderwerp
  • Je weet wat de persoonsvorm is en hoe je die kan vinden. 
  • Je weet wat samengestelde zinnen zijn en hoe je die kan herkennen
  • Je weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Je weet wat een lijdend voorwerp is en je kan het herkennen 
  • Je weet wat het onderwerp is en hoe je die kan vinden.

Slide 13 - Slide

Opdracht
• Groepje 1: persoonsvorm en lijdend voorwerp
• Groepje 2: samengestelde zin/enkelvoudige zin en werkwoordelijk gezegde
• Groepjes 3: onderwerp en lijdend voorwerp
• Groepje 4: samengestelde zin en persoonsvorm

Groepjes die eerder klaar zijn: kies een derde onderwerp en maak daar ook een poster van. 

Slide 14 - Slide

Presenteren

Slide 15 - Slide