toets H2: licht en beeld 3 mavo

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Bij een regenboog zie je uit welke kleuren het zonlicht bestaat.
Met welk begrip wordt een kleurenband aangeduid?

Zonlicht valt op een geel stuk karton.
Welke kleur wordt naar het oog gereflecteerd?

In de winter ligt er soms een laagje sneeuw. Als de zon schijnt, smelt de sneeuw weg. Op plaatsen waar de sneeuw vuil is geworden, gaat dat sneller dan op plaatsen met mooie witte sneeuw.
Leg uit waardoor dat komt.

Ruben heeft in een kartonnen koker een lens gezet.
Hij laat een lichtbundel in de koker vallen.
In de onderstaande afbeelding zie je de lichtstralen uit de koker komen.

1. bolle lens
2. holle lens
3. spiegel
4. glasplaat

Een beeldje van 24 mm hoog wordt met een lens op een scherm geprojecteerd. Op het scherm is het beeldje 96 cm hoog.
Bereken de vergroting

Bij een ooglens zorgen spieren ervoor dat de lens minder bol of boller wordt om een scherp beeld op het netvlies te vormen.
Hoe heet dit scherpstellen van de ooglens?

Een voorwerp bevindt zich 50 cm voor het oog.
Het wordt nu dichter naar het oog gebracht.
1 Nu wordt de voorwerpsafstand groter / kleiner.
2 Daardoor wordt de beeldafstand groter / kleiner.
3 Dus wordt het beeld gevormd voor / achter het netvlies

Omdat Mark niet altijd even goed ziet, gaat hij naar de oogarts.
De oogarts zegt dat Mark een bril nodig heeft, omdat hij bijziend is.
Wat betekent bijziend?

UV-straling kun je niet zien maar wel voelen

1. waar
2. niet weer

IR kun je voelen als warmte, maar niet zien

1. waar
2. niet waar

Fenna ziet in een fototijdschrift de volgende constructie van de stralengang door een lens.
Welke fout is bij deze constructie gemaakt?

Een van de nieuwe zeven wereldwonderen is het Christusbeeld in Rio de Janeiro. Op de foto hiernaast is het beeld 24 mm hoog. In werkelijkheid is het beeld 40 m hoog. wat is de vergroting?

waarom zie je in blauw licht een rode blouse niet rood

een groene appel absorbeert alleen groen licht

1. waar
2. niet waar

schaduw is:

1. een plek waar het licht van een lichtbron door een voorwerp wordt tegengehouden
2. een plek waar geen licht komt
3. het ontbreken van zonlicht
4. iets wat je krijgt als je lichtbron uitvalt

1. a
2. b
3. c
4. d

je staat 1,5 m voor de spiegel. Je stapt een halve meter achteruit. Leg uit hoe ver je spiegelbeeld dan van je afstaat

wat wordt er bedoeld met het gezichtsveld?

hoe boller een lens, hoe....

1. groter de lens
2. kleiner de lens
3. sterker de lens
4. zwakker de lens

hoe minder bol een lens, hoe .... de brandpuntsafstand

1. kleiner
2. groter
3. sterker
4. zwakker