3TNS1: Proefwerk H2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Proefwerk H2

Licht en Beeld

NS1 TL3

Tekeningen maak je op het uitwerkblad die ik je heb toegestuurd. Per tekening maak je een foto en upload je deze foto bij de betreffende vraag.

Bij een regenboog zie je uit welke kleuren het zonlicht bestaat.
Met welk begrip wordt een kleurenband aangeduid?

Voorwerpen kunnen licht doorlaten, terugkaatsen of opnemen.
Noem het begrip voor het opnemen van licht.

Zonlicht valt op een geel stuk karton.
Welke kleur wordt naar het oog gereflecteerd?

In de winter ligt er soms een laagje sneeuw. Als de zon schijnt, smelt de sneeuw weg. Op plaatsen waar de sneeuw vuil is geworden, gaat dat sneller dan op plaatsen met mooie witte sneeuw. Leg uit waardoor dat komt.

Tessa maakt op een feestje flitsfoto’s van haar vrienden en vriendinnen.
Als de foto’s afgedrukt zijn, blijken alle personen rode ogen te hebben. Hoe komt dat?

1. Van het witte flitslicht absorberen de ogen alle kleuren.
2. Van het witte flitslicht kaatsen de ogen alle kleuren terug.
3. Van het witte flitslicht absorberen de ogen alleen rood licht.
4. Van het witte flitslicht kaatsen de ogen alleen rood licht terug.

Voor een voorwerp staan een gele lamp en een rode lamp.

Achter het ondoorzichtige voorwerp valt de schaduw op de muur.

Teken op het uitwerkblad de schaduwen die op de muur ontstaan. Geef aan waar de kernschaduw en de halfschaduw te zien is.

Maak een foto van de gemaakte tekening op jouw uitwerkblad van de vorige slide.

Teken op het uitwerkblad een zonsverduistering door de maan op de juiste plaats te zetten.

Maak een foto van de gemaakte tekening op jouw uitwerkblad van de vorige slide.

Laat op je uitwerkblad met een tekening zien welk voorwerp (A of B) het oog in de spiegel kan zien.

Maak een foto van de gemaakte tekening op jouw uitwerkblad van de vorige slide.

Ruben heeft in een kartonnen koker een lens gezet.
Hij laat een lichtbundel in de koker vallen. In de afbeelding zie je de lichtstralen uit de koker komen. Wat zit er in de koker?

1. een bolle lens
2. een glasplaat
3. een holle lens
4. een spiegel

Teken op het uitwerkblad het beeld dat door een lens wordt gevormd.

Maak een foto van de gemaakte tekening op jouw uitwerkblad van de vorige slide.

Een beeldje van 24 mm hoog wordt met een lens op een scherm geprojecteerd. Op het scherm is het beeldje 96 cm hoog. Bereken de vergroting met behulp van de 5 stappen.

Bij een ooglens zorgen spieren ervoor dat de lens minder bol of boller wordt om een scherp beeld op het netvlies te vormen. Hoe heet dit scherpstellen van de ooglens?

Hieronder is een schematische tekening gemaakt van het oog. Een voorwerp (pijl) staat voor het oog.

Teken op het werkblad het beeld van de pijl op het netvlies.

Maak een foto van de gemaakte tekening op jouw uitwerkblad van de vorige slide.

Een voorwerp bevindt zich 15 cm voor het oog. Het wordt nu dichter naar het oog gebracht. Sleep de hotspot naar het juiste doel aan de rechterkant.

	groter	gelijk	kleiner
Nu wordt de voorwerpsafstand
Daardoor wordt de beeldafstand

	voor	achter
Dus wordt het beeld gevormd			het netvlies

Mark kijkt op de torenklok hoe laat het is.
Wat gebeurt er met zijn ooglenzen als hij daarna op zijn horloge kijkt?

1. worden platter
2. worden boller

Hoe verandert de voorwerpsafstand als hij op zijn horloge kijkt?

1. wordt groter
2. wordt kleiner
3. blijft gelijk

Hoe verandert de beeldafstand als hij op zijn horloge kijkt?

1. wordt groter
2. wordt kleiner
3. blijft gelijk

Omdat Mark niet altijd even goed ziet, gaat hij naar de oogarts. De oogarts zegt dat Mark een bril nodig heeft, omdat hij bijziend is. Wat betekent bijziend?

Mark krijgt een bril met negatieve lenzen.

Hij laat een evenwijdige lichtbundel op één van de brillenglazen vallen.

Teken op het werkblad hoe de lichtstralen na de lens verder gaan. 

Maak een foto van de gemaakte tekening op jouw uitwerkblad van de vorige slide.

EINDE PROEFWERK