10 & 11 maart 2021

Les devoirs 
Maken/leren voor de volgende les
Werkboek: ex. 32b (in LU 5/3), 34

LessonUp: Bekijk de uitlegvideo's + maak de opdrachten om grammaire te oefenen

Leren voor de toetsweek: 
Chapitre 2: grammaire C - F - H
Chapitre 3: voca ABEFG - phrases-clés DI - grammaire CFH

Programme d'aujourd'hui
Bespreken ex. 30b
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les devoirs 
Maken/leren voor de volgende les
Werkboek: ex. 32b (in LU 5/3), 34

LessonUp: Bekijk de uitlegvideo's + maak de opdrachten om grammaire te oefenen

Leren voor de toetsweek: 
Chapitre 2: grammaire C - F - H
Chapitre 3: voca ABEFG - phrases-clés DI - grammaire CFH

Programme d'aujourd'hui
Bespreken ex. 30b

Slide 1 - Slide


  • Samen ex. 30b bespreken


  • Maak zelf in je WB: ex. 34
  • In LessonUp: luisteropdrachten maken/blauwe opdr

Klaar? Dan ga je leren:
- WRTS ABEFG
- Chapitre 3 helemaal, CH 2 grammaire
- Verbuga
- WB blz 129 en verder



< 6,5

> 6,5

Slide 2 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(2.1) Où sont (jouw ouders)_____?
  • 1: znw = ouders = parents
  • 2: parents = mnl           (les parents m mv)
  • 3: parents = mv             (les parents m mv)
  • 4: jouw = 
  • ton / ta / tes
  • parents = mnl mv = tes parents
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 3 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(2.2) Mes par. sont dans (hun woonkamer).
  • 1: znw = woonkamer = salon
  • 2: salon = mnl            (le salon)
  • 3: salon = ev
  • 4: hun = 
  • leur / leurs
  • salon = mnl ev = leur salon
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 4 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(3.1) Où est (zijn vader) ___?
  • 1: znw = vader = père
  • 2: père = mnl           (le père)
  • 3: père = ev
  • 4: zijn = 
  • son / sa / ses
  • père = mnl ev = son père
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 5 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(3.2) Il est dans (zijn garage)_____.
  • 1: znw = garage = garage
  • 2: garage = mnl                (le garage)
  • 3: garage = ev
  • 4: zijn = 
  • son / sa / ses
  • garage = mnl ev = son garage
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 6 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(4.1) Où est (jouw computer) ______?
  • 1: znw = computer = ordinateur
  • 2: ordinateur = mnl        (l'ordinateur m)
  • 3: ordinateur = ev
  • 4: jouw = 
  • ton / ta / tes
  • ordinateur = mnl ev = ton ordinateur
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 7 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(4.2) Il est dans (mijn kamer) _______.
  • 1: znw = kamer = chambre 
  • 2: chambre = vrl         (la chambre)
  • 3: chambre = ev
  • 4: mijn = 
  • mon / ma / mes
  • chambre = vrl ev = ma chambre
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 8 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(5.1) Où est (jullie huis) _______?
  • 1: znw = huis = maison
  • 2: maison = vrl             (la maison)
  • 3: maison = ev
  • 4: jullie = 
  • votre / vos 
  • maison = vrl ev = votre chambre
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 9 - Slide

Ex. 30b
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans
(5.2) (Ons huis) ________ est à Bruxelles.
  • 1: znw = huis = maison
  • 2: maison = vrl             (la maison)
  • 3: maison = ev
  • 4: ons = 
  • notre / nos 
  • maison = vrl ev = notre maison
1. Wat is het zelfstandig naamwoord?

2. Is het znw mnl/vrl?

3. Is het znw ev/mv?

4. Welke bez.vnw. zijn er?

Slide 10 - Slide

timer
2:00

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken & vragen
  • Je mag opdrachten in je WB maken (34), 
  • blz 129 en verder (chapitre 4)

Slide 12 - Slide

scribbl

Slide 13 - Slide