This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.
Items in this lesson
H6 Natuurkrachten in Nederland
HV
Heel veel succes!
Oefen toets
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Lees de zinnen. Welke zijn juist? Schrijf alleen de letters op met een - ertussen bv. F-G
A Zeeklei wordt neergelegd als het zeewater stilstaat. B Zeeklei wordt neergelegd bij eb. C Veen ontstaat op de zeebodem. D Veen ontstaat onder water.
Slide 3 - Open question
Waar is oude zeeklei neergelegd?
A
het gebied achter de strandwallen
B
Op de strandwallen
C
Oost-Nederland
D
onder het dekzand van het pleistoceen
Slide 4 - Quiz
Waaruit bestaat jonge zeeklei?
A
Dode plantenresten
B
Zand
C
Heel fijn zand en slib
D
Grond en afval
Slide 5 - Quiz
Oude zeeklei ligt onder het basisveen
A
Waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Soms zie je op het basisveen direct jonge zeeklei ligt. Hoe kan dat? Wat is er dan gebeurt?
Slide 7 - Open question
De eerste fase van de Saale-ijstijd zorgde voor:
A
Stuwwallen
B
Keileem als bodem
C
Keileemkoppen
D
Tongbekkens
Slide 8 - Quiz
Op de afbeelding is transgressie te zien tussen afbeelding B en C
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Welke afzetting is het oudst?
A
jonge zeeklei
B
Basisveen
C
Hollandveen
D
jonge duinen
Slide 10 - Quiz
Welk begrip hoort bij; ''Nadat de zee grote delen van het Hollandveen had weggeslagen, werden de overgebleven stukken land in Noord- en Zuidwest-Nederland bij overstromingen weer bedekt met dit materiaal.''
A
Oude zeeklei
B
Basisveen
C
Hollandveen
D
Jonge zeeklei
Slide 11 - Quiz
Sleep de grondsoort naar de juiste uitleg!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten
Duinen die vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden tot ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Duinen die vanaf ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen
Jonge duinen
Veen
Oude duinen
Oude zeeklei
Slide 12 - Drag question
Welk landschap had Nederland tijdens de meeste ijstijden?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 13 - Quiz
Wanneer had Nederland te maken met rivieren zoals in de figuur?
A
in de ijstijd voor de Saale - ijstijd
B
tijdens het Holoceen
C
tijdens het Pleistoceen
D
tijdens interglacialen
Slide 14 - Quiz
Op Texel vind je een keileemkop. a. Wat is een keileemkop? b. Wat is het gevolg daarvan voor de plek van Texel?
Slide 15 - Open question
Welke uitspraak is juist?
A
Keileem komt niet in Zuid-Limburg voor
B
Keileemkoppen zijn hoger dan stuwwallen
C
Loss is een grondsoort die in Nederland overal voorkomt
D
Tijdens de Saale -ijstijd hebben de RIjn en de maas een andere richting gekregen, van het oosten naar het noorden.
Slide 16 - Quiz
Iemand doet twee uitspraken: I 6.000 jaar geleden werd in Noord- en Zuid-holland klei afgezet dat we nu jonge zeeklei noemen. II Grote delen van Noord- en Zuid-Holland zagen er 6.000 jaar geleden ongeveer zo uit als de Waddenzee nu. Welke uitspraak is juist?
A
Uitspraak 1 is juist
II is onjuist
B
Beide uitspraken zijn juist
C
Beide uitspraken zijn onjuist
D
Uitspraak 1 is onjuist
II is juist
Slide 17 - Quiz
De zeespiegel stijgt, maar de Waddenzee wordt niet steeds dieper. Wat is daarvan de oorzaak?
Slide 18 - Open question
Je ziet op de afbeelding het huidige regiem van de Rijk. a. Hoe verschilde het regiem van de Rijn tijdens de ijstijden van het huidige regiem van de Rijn b Waardoor kwam dat?
Slide 19 - Open question
Welk soort rivier stroomde vooral in Nederland in ijstijd?
A
Meanderende rivieren
B
Anastomoserende riveren
C
Vlechtende rivieren
D
Gevlechte rivieren
Slide 20 - Quiz
Waar in de rivier zal je een puinwaaier vooral vinden?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Rivierscheiding
Slide 21 - Quiz
Zet de afzettingen in de juiste volgorde van oud naar nieuw
Oude duinen
jonge duinen
Oude zeeklei
Jonge zeeklei
Hollandveen
Slide 22 - Drag question
Wat is geen glaciale landschapsvorm?
A
Tongbekkens
B
Stuwwallen
C
Keileemkoppen
D
Strandwallen
Slide 23 - Quiz
In welke tijd kon je lopend van Nederland naar Engeland?
A
Interglaciaal
B
Weichselien
C
Holoceen
D
Saale - ijstijd
Slide 24 - Quiz
Wat is relatieve zeespiegelstijging?
A
De absolute zeespiegelstijging ten opzicht van NAP
B
De zeespiegelstijging ten opzichte van de dijkhoogte
C
De absolute zeespiegelstijging én de bodemdaling
D
De bodemdaling gecompenseerd door temperatuurverhoging
Slide 25 - Quiz
De zeespiegel stijgt met 3 meter, de bodem van het land daalt 1,5 meter. Hoeveel bedraagt de absolute en relatieve zeespiegelstijging?
A
absoluut 4,5 relatief 1,5
B
absoluut 1,5 relatief 4,5
C
absoluut 3 relatief 4,5
D
absoluut 3 relatief 1,5
Slide 26 - Quiz
Sleep de grondsoort naar de juiste uitleg!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten
Duinen die vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden tot ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Duinen die vanaf ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen
Jonge duinen
Veen
Oude duinen
Oude zeeklei
Slide 27 - Drag question
Sleep het begrip naar de juiste definitie!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten
De combinatie van stijgen van zee + effect van bodemdaling
Periode waarin de invloed van de zee toeneemt
Veen
transgressie
Relatieve zeespiegelstijging
Slide 28 - Drag question
Tijdens het Holoceen kunnen de rivieren ................... eroderen.
A
alleen horizontaal
B
zowel horizontaal als verticaal
C
alleen verticaal
D
niet
Slide 29 - Quiz
Waardoor steeg de zeespiegel in het Holoceen?
A
De temperatuur daalde en de zeespiegel steeg
B
De temperatuur steeg en het zee-ijs smolt
C
De temperatuur daalde en het landijs breidde uit
D
De temperatuur steeg en het landijs smolt
Slide 30 - Quiz
Hoe heet de eerste laag veen die ontstond in het Holoceen in Laag-Nederland?
A
Hollandveen
B
Basisveen
C
Elizabethveen
D
Hollandsveen
Slide 31 - Quiz
jonge zeeklei
oude duinen
laagveen
jonge duinen
oude zeeklei
Slide 32 - Drag question
Slide 33 - Video
Hoe hoog waren de stuwwallen ongeveer?
Slide 34 - Open question
Na de laatste ijstijd zijn er stuwwallen ontstaan. Beschrijf hoe de stuwwallen zijn ontstaan.
Slide 35 - Open question
Leg uit wat er in de tweede fase van de Saale ijstijd gebeurde, met de bodem van Nederland. Tip: het ijs kwam nu tot de HUN-lijn.