Parlementaire democratie 1 tm 3 dilemma

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4,5

Parlementaire democratie

Vandaag

Test je kennis: paragraaf 1 t/m 3

Uitleg leerwijzer

Keuzes

Welke van de onderstaande is géén kenmerk van een maatschappelijk probleem?

1. Gevolg van maatschappelijke verandering
2. Media aandacht
3. Verschillende meningen
4. Gemeenschappelijke oplossing

Gaat het hier om een maatschappelijk probleem?

1. Ja
2. Nee

Maatschappelijke problemen zijn lastig op te lossen. Het niet opruimen van afval kan als oorzaak hebben:

Geen telefoon in de les mogen is een:

1. Norm
2. Waarde
3. Belang
4. collectief goed

Onze gelaagde overheid bestaat niet uit:

1. Landelijk
2. Provincie
3. Woonplaatsen
4. Gemeente

Met de algemene beschouwingen na Prinsjesdag debatteren politieke partijen over de plannen van het kabinet. Bij welke fase hoort dit?

1. Invoer
2. Omzet
3. Uitvoer
4. Terugkoppeling

Er zijn verschillende stromingen in de politiek je hebt het socialisme, het confessionalisme en het ..?

Economisch beleid

Morele vraagstukken

Identiteit

Progressief

Sociaal economisch beleid

Conservatief

Nationalisme

Liberale vrije markt

Kosmopolitisch

Welke politieke partij hoor bij
Sociaal-democraten | christen-democraten | liberalen

Sociaal-democraten

Christen-democraten

Liberalen

Een referendum is een voorbeeld van:

1. Indirecte democratie
2. Directe democratie

Een van de kenmerken van een democratie is:

1. Vrijheid van meningsuiting
2. Vrije media
3. Recht op privacy
4. Actief kiesrecht

Het kabinet:

1. bestaat uit de koning, ministers en staatssecretarissen
2. bestaat uit de ministers en staatssecretarissen
3. is verantwoordelijk voor de benoeming van de voorzitter van de Tweede Kamer
4. is direct gekozen

Wie heeft dezelfde taken op gemeenteniveau als de ministers landelijk?

1. Burgemeester
2. Gemeenteraad
3. Gedeputeerde Staten
4. Wethouders

Als de vertrouwensregel ingezet wordt tegen de minister-president, dan:

1. Moet alleen hij vertrekken.
2. Moet hij zijn excuses aanbieden.
3. Moet het hele kabinet vertrekken.
4. Hoeft hij daar niks mee te doen.

Uitleg leerwijzer

Keuze moment

- Zelf samenvatten

- Oefenopdracht maken

- Schema maken

Let op! Laatste 10 minuten stemmen.