Mijn proefles

3 vbp  Grammatik w 14
Analyse - Kennst du die Regeln?
Starke Verben
Imperativ
Personalpronomen und das Fragwort WER im 1., 3. und 4. Fall
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

3 vbp  Grammatik w 14
Analyse - Kennst du die Regeln?
Starke Verben
Imperativ
Personalpronomen und das Fragwort WER im 1., 3. und 4. Fall

Slide 1 - Slide

(helfen) Leonie und Lisa ......... ihren Freunden.
A
helfen
B
hilfen
C
hilft
D
hielfen

Slide 2 - Quiz

(lesen) Maria ...... ein gutes Buch.
A
lest
B
liest
C
list
D
leest

Slide 3 - Quiz

(sehen) Ihr ...... schon wieder Netflix?
A
sehen
B
sieht
C
seht
D
siehst

Slide 4 - Quiz

(sprechen) Du ..... viel zu leise.
A
sprichst
B
sprechst
C
spriechst

Slide 5 - Quiz

(fahren) Mein Vater ...... nach Schweden.
A
fahren
B
fahrt
C
fährt
D
fahre

Slide 6 - Quiz

Gebiedende wijs
(kaufen) Mitchell, ...... bitte ein Pfund Butter.
A
kaufe
B
kauf
C
kauft
D
käuf

Slide 7 - Quiz

(lesen) Herr Schmidt, .............. die E-Mail!
A
lest
B
lesen Sie
C
liesen Sie
D
liest

Slide 8 - Quiz

(essen) Kinder, ..... eueren Nachtisch!
A
esst
B
isst
C
essen
D
est

Slide 9 - Quiz

(sich täuschen) Frau Harms, ............ nicht!
A
täuschen Sie sich
B
täuschen Sie dich
C
täusch du dich
D
täusch sich nicht

Slide 10 - Quiz

(verstehen) Sandra, ..... mich doch!

Slide 11 - Open question

(nachdenken) Tim, ........... ........ .

Slide 12 - Open question

(finden) Silke und Sabine, ....... schnell eine Lösung!

Slide 13 - Open question

(sein) Kinder, ...... bitte mal still.

Slide 14 - Open question

(antworten) Uwe, ........... auf meine Frage!

Slide 15 - Open question

Naamvallen
Een naamval herken je aan .....
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
functie in de zin
D
voorzetsel, werkwoord, functie in de zin

Slide 16 - Quiz

De voorzetsel aus, bei, mit, nach, seit, von, zu horen bij de .....
A
1e naamval
B
3e naavmal
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 17 - Quiz

De werkwoorden sein, bleiben, werden horen bij de .....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 18 - Quiz

De werkwoorden bitten, fragen, es gibt horen bij de ....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 19 - Quiz

De 3e naamval is het ....
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
geen zinsdeel

Slide 20 - Quiz

(jou) Dieses Buch ist für ....

Slide 21 - Open question

(jullie) Wir gratulieren ..... zur Hochzeit.

Slide 22 - Open question

(haar) Ich mag ..... .

Slide 23 - Open question

(mij) Kannst du .... das Buch geben?

Slide 24 - Open question

(jou) Treffen wir uns morgen bei .... ?

Slide 25 - Open question